In de zeventiende eeuw geschiedden de benoemingen in de prebenden door middel van loting. De voordracht gebeurde door één van de leden van de ridderschap, vanaf 1620 bij toerbeurt. Hiervoor werden complete roosters opgesteld Matthaeus, Fundationes , 487; archief Staten van Utrecht, inv.nr. 738, 7 augustus 1620. Voor het Wittevrouwenklooster gold een afwijkende regeling. . In de samenstelling en de aantallen prebenden werden in de zeventiende en achttiende eeuw herhaaldelijk wijzigingen doorgevoerd Archief Staten van Utrecht, inv.nr. 737-2, alfabetische index op de ridderschapsresoluties. Hierin chronologische lijsten van alle gebeneficieerden met prelaturen, 1626-1785, gevolgd door lijsten van alle gebeneficieerden met prebenden in de afzonderlijke conventen, 1618- 1792. . In 1626 besloot de ridderschap in de vrouwenkloosters geen abdis meer te benoemen maar een vrouwe.

In de zeventiende eeuw geschiedden de benoemingen in de prebenden door middel van loting. De voordracht gebeurde door één van de leden van de ridderschap, vanaf 1620 bij toerbeurt. Hiervoor werden complete roosters opgesteld Matthaeus, Fundationes , 487; archief Staten van Utrecht, inv.nr. 738, 7 augustus 1620. Voor het Wittevrouwenklooster gold een afwijkende regeling. . In de samenstelling en de aantallen prebenden werden in de zeventiende en achttiende eeuw herhaaldelijk wijzigingen doorgevoerd Archief Staten van Utrecht, inv.nr. 737-2, alfabetische index op de ridderschapsresoluties. Hierin chronologische lijsten van alle gebeneficieerden met prelaturen, 1626-1785, gevolgd door lijsten van alle gebeneficieerden met prebenden in de afzonderlijke conventen, 1618- 1792. . In 1626 besloot de ridderschap in de vrouwenkloosters geen abdis meer te benoemen maar een vrouwe.