Utrecht, stad, Duitse Huis
Met name in de zeventiende eeuw werden er veel goederen verkocht, al werden er ook enkele nieuwe verworven. Wat betreft de kloostergebouwen zij nog opgemerkt dat na branden in 1652 en 1663 dwars over het terrein heen de Ridderschapstraat werd aangelegd. De afbraak in 1678 van de kloostergebouwen die bij de branden gespaard waren gebleven, werd gevolgd door de bouw van enkele huizen en de aanleg van tuinen aan deze straat. Het overgebleven gedeelte (met torentje) van de Wittevrouwenkerk werd in 1679-1680 hersteld, waarna het in 1709 alsnog werd gesloopt om plaats te maken voor de klokgevelhuizen aan de Wittevrouwenstraat (nrs. 26-32). In de jaren twintig van de negentiende eeuw werd aan de oostzijde van het voormalige kloosterterrein, aan de Wittevrouwenkade, de Willemskazerne gebouwd L.E. Bosch, De Willems-Kazerne, voorheen de Witte-Vrouwenabdij te Utrecht: Strekkende tot eene bijdrage van de geschiedenis dier stad en aldaar geslotene vrede in het jaar 1713 (Utrecht 1829). .Ook het goederenbeheer door de rentmeesters werd na 1626 veelvuldig gecombineerd. Dit was het geval bij de rentmeesterschappen van Oudwijk en Vrouwenklooster. De tresorier werd terzijde gestaan door een klerk. Vergelijkbare combinaties kwamen in de jaren 1682-1685 en 1707-1760 tot stand tussen de rentambten van Mariëndaal, Vrouwenklooster, en Wittevrouwen. In 1685-1707 en 1760-1798 werd daaraan ook het rentmeesterschap van de St. Servaasabdij toegevoegd De Hullu en Waller Zeper, Catalogus kleine kapittelen en kloosters , 168-169. , zodat toen vier van de vijf conventen in één hand verenigd waren. Voor elke instelling bleef overigens wel een afzonderlijke administratie en een afzonderlijke jaarrekening bestaan. Alleen Oudwijk, verreweg het meest omvangrijke rentambt, behield na 1660 steeds een eigen, afzonderlijke rentmeester.In de zeventiende eeuw geschiedden de benoemingen in de prebenden door middel van loting. De voordracht gebeurde door één van de leden van de ridderschap, vanaf 1620 bij toerbeurt. Hiervoor werden complete roosters opgesteld Matthaeus, Fundationes , 487; archief Staten van Utrecht, inv.nr. 738, 7 augustus 1620. Voor het Wittevrouwenklooster gold een afwijkende regeling. . In de samenstelling en de aantallen prebenden werden in de zeventiende en achttiende eeuw herhaaldelijk wijzigingen doorgevoerd Archief Staten van Utrecht, inv.nr. 737-2, alfabetische index op de ridderschapsresoluties. Hierin chronologische lijsten van alle gebeneficieerden met prelaturen, 1626-1785, gevolgd door lijsten van alle gebeneficieerden met prebenden in de afzonderlijke conventen, 1618- 1792. . In 1626 besloot de ridderschap in de vrouwenkloosters geen abdis meer te benoemen maar een vrouwe.79. Akte van overeenkomst betreffende de verpanding door administrateur Cornelis Anthoniszone en rentmeester Johan Ram aan Dirk van Werkhoven te Utrecht namens zijn moeder van 72½ nader gespecificeerde morgen land te Zeist en omgeving, 1594 jan. 17. Afgelost, 168481. Akte van Willem van Horne en Altena betreffende vrijstelling voor de ingezetenen van Uitwijk, Waardhuizen, Emmikhoven, Babyloniënbroek, Almkerk, en Werkendam inzake werkzaamheden aan de Merwededijk bij Werkendam, 1292. Vidimus van Hendrik van Bouchout, abt van de S. Paulusabdij, 1347. Afschrift, fragment, 152284. Regesten en aantekeningen betreffende de akten van uitgifte in erfpacht aan de heren van Vianen en anderen van het goed te Helsdingen over de periode 1306-1588, (ca. 1590)
subject
Utrecht, stad, Duitse Huis
label
Utrecht, stad, Duitse Huis
Utrecht, stad, Duitse huis