Joris van Egmont (ca.1504-1559), bisschop van Utrecht
[In de marge: Keyser Karel in Utrecht ] Int jaar ons Heeren 1540 quam de keyser van Romen, Carolus genaampt, coning van Spanyen, in die stad van Utrecht op Onsen Onsen [sic] Live Vrouwenavont Assumptio, des avons ontrent aght uuren, mit groote triumphe. Ende hij had bij hem een cardinaal, een legaet, een biscop en veel hartogen en graven ende edelmannen, die alom costelijk waren in gulden laken ende fluelen, clynodien van gout ende gesteente, maar de keyserlijke mayestyt en had anders niet aan sijn lijf als swart laken, so hy rouwe droeg over sijn coninginne. De ridderschap van de stad van Utrecht reden allegader den keyser tegemoet een groot stucx buten de stad. Ende hij quam de Tolle- steegpoorte in. Ende al dat ridderschap had an swart van flueel ende elx een groten gouden keten om horen hals. Ende van Culenborgh die schout, geheyten den heer van Rynswoude quam mit die borgermeysters van der stad, den keyser ook tege- moete buyten die poorte van der stad voorgenoempt. Ende de schoute viel den keyser driemaal te voete ende presenteerden hem sijnen roede. Die keyser gaf se hem weder ende doe vielen die borgermey- sters hem te voete ende presenteerde hem de sleutelen van der stadt, die worden hem ook wedergegeven. Alle die edelen van der stad haelden die keyserlijke mayestyt mede in ende waren al in ’t swart gecleet ende elx had een bernende toertse in zijn handt. Alle de borgeren waren ook in ’t zwart gekleet ende hoer clederen en hosen doersneden op dat cruys, in hoere volle harnas, ende gingen de keyserlyke mayestyt meer dan een halve mijle tegemoet. Onsen eerweerdigen biscop Gergius van Egmont, heer Jan van Egmont sijnen soon ende Jan van Boemel suffragaan tot Utrecht, den abt van Sint-Paulus, den abt van Oostbroek waren in haar goude choorcappen, ende vilen de keyserlijke mayestyt In ’t selfde jaar gaven wij biscop Georgius, den heer van Egmont statholder van Hollant sijn soen, biscop t’ Utrecht, tot precare- gelt eenen gouden penning van negen carolusgulden. Ende die gaf heer Melis van Niuvelt, domheer t’ Utrecht ende proost van Leyden, onsen genadigen heer van Egmont. Ende gaf zijn ge- nade te kennen onsen staet, also dat sijn genade mitten sel- ven penning mit sijn prekaregelt tevreden was mit ons.Int selfde jaar 1540 liet joffer Leon van Zulen van Hermelen de vischreventer beschieten, liet die raempten mit dat iserwerk int convent maken ende liet joffer Leon bidden heer Georgius van Egmont, biscop. Die gaf vier glasen in dat raempt naast die sch- oorsteen. Graaf Floris van Buuren gaf de glasen van ’t ander rampt ende den jongen graaf van Bueren 4 glasen in dat darde raempt ende graaf Willem van Rennenborgh, heer tot Zulen, gaf 4 glasen int vierde raempt. [In de marge: En logert met zijn suster in het Duytsen Huys ] Ende doe brochten die borgers den keyser ten Duytse Huyse in ’t clooster ende daer was die coninginne hoer logys ook. Des saterdags na niwejaar 1546 begost den keyser sijn staet te setten, die hier ’t begost ten twee uuren na de middagh ende duurden tot ses a seven uuren. Die biscop van Utrecht Georgius van Egmont, den abt van St.-Paulus, den abt van Oostbroek, genaampt heer Jacob van Baern, die quamen voor den Duytsen Huyse daer den keyser lagh ende hadden zer kostelijke choorcappen aan. Ende al die biscoppen en abten van buten gecomen volgde na en veel hartogen, graven, ridderen ende edelen mede al na. Die biscop van Utrecht, die abt van Sinte-Paulus ende Oostbroek gingen alleen in ’t keysershoff. Die keyser stont op den portaal voor de zale ende die biscop ende die abten kusten elk des keysers hand ende gaven hem elx wijwater ende die keyser kusten elx hoer handen weer. Ende doe ging die keyser uyt dat hoff te peerde. Ende die keyser mit andere heeren waren in ’t rood gekleet, al te peerd. Ende die heeren van den godshuysen [In de marge: Onkost van de niwe abdisse doen sij aanquam ] St.-Jan. Ende schonck die vrou aan den domdeken een rosenobel ende den vicarius XII ellen dun doex tot een choorkleet, want hij geen gelt en woude hebben, die el tot 9 stuyvers ende die dekens dinaars ende notarius dinaars te samen anderhalf Philipsgulden, die capellaan XV stuyvers, ende meester Willem Buser voor die electie ende confirmatie te samen te besegelen twee goude ecclesie- schilden, ende van ’t schrijven eenen gouden enkele gulden van ge- wichte. Maer die electie soude dat convent hebben laten schrij- ven, dat en wisten sij doen niet. Item de notaris die de geboden hier in de kerk dede had XX stuyvers. Ende mijn genadigen heer biscop hadde van de conformatie XXX goude guldens van gewighte. De maaltijt costen aen wijn en spijse, end ’t geback, doe de vrouw geconfirmeert worde, drie Rijnse guldens en 14 stuyvers. B) Letter toegevoegd door Lap van Waveren. Anno 1540 pridie assumptionis Marie intra 7 et 8 horas vespertinas Carolus V Traiectum ingressus ab ecclesiis cum cappis sericis a porta Thelonea in ecclesiam Traiectensem deductus est atque eo in loco quo episcopus Burchardus sepultus est in navi ecclesie, presentibus principibus suis et Georgio de Egmondt episcopo et Johanne Vorstio decano Traiectensi astantibus, ecclesie Traiectensis fidelitatis iuramentum ut dux Brabantie, comes Hollandie dux Gelrie et sui ipsius nomine prestitit hospitatus in domo decani Johannis Vorstii in coemiterio Divi Johannis [etcetera] recessit 19 eiusdem mensis.
subject
Joris van Egmont (ca.1504-1559), bisschop van Utrecht
label
Joris van Egmont (ca.1504-1559), bisschop van Utrecht