Utrecht (stad)
Hildegond van Papendorpbegin 15e eeuw23. Akte van uitgifte in erfpacht door de ridderschap van Utrecht aan Goyerd Petersz. van Schaik van 18 morgen en 23 roeden land aan de Achterwetering bij de Hollandse Rading te Oostveen, 17801259. Advies van Abraham von Gersdorf over de afvaardiging naar de erfstadhouder te Utrecht, 17661266. Adres aan koning Willem III, overhandigd tijdens een audiëntie in Utrecht, 1853. Afschrift70. 1625-162672. 1627-162873. 1628-162974. 1628-162975. 1629-163077. 1633-163478. 1635-163679. 1636-163780. 1637-163884. 1644-164585. 1645-164691. 1653-1654102. 1668-1669103. 1669-1670120. 1740-1742122. Mandaat van de ridderschap van Utrecht aan rentmeester Herman van Ewijck tot betaling van het glazen raam met het wapen van het convent in het huis naast de ridderschapskamer waar de pander kantoor houdt, 1647127. Akte van uitgifte van een losrente door Anthonis van Drielenborch, gemachtigde van vrouwe en convent van Wittevrouwen, voor Aeffgen Philips Eelgissoensdochter, weduwe van Willem Peter Willemszone, onder hypotheekstelling van 4 morgen land tussen de Dorpsdijk en de Hoofdwetering te Oostveen, 1587 april 26, aan de keerzijde verklaring van aflossing, 1606.128. Akte van schuldbekentenis door Justus van Cuylenborgh, rentmeester van Mariëndaal, Vrouwenklooster en Wittevrouwen, wegens een lening van Elisabeth Verzeyll, weduwe van Jan Cyprianus van Ewijck, hoofdofficier van de stad Utrecht, 1751, afgelost, 1791.6. Verzoekschrift van Katerijna van Amstel van Mijnden, kosteres van het convent, aan de ridderschap om in het bezit te blijven van de kleine inkomsten van de kosterij en deze als vanouds niet onder het beheer van de abdis of rentmeester te laten vallen, 1603Correspondentie met diverse personen in Nederland, 1746-1801 Katalog Prediger-Archiv: II.R.2.B.2a-d961. Brieven van Nederlandse predikanten aan de Predigerkonferenz te Herrnhut, 1801, 1813- 1835, met minuten van uitgegane brieven aan Nederlandse predikanten en programma's van de Predigerkonferenz , 1849, 1854 en 1855.54. 1600-160162. 1611-161263. 1612-161364. 1615-1616De positie van de vijf adellijke vrouwenkloosters veranderde ingrijpend als gevolg van de Reformatie. Bij de religievrede van 10 januari 1579 bleven deze kloosters nog min of meer buiten schot. Het stadsbestuur van Utrecht handhaafde de vermogensrechtelijke toestand van de kloostergoederen en erkende het alimentatierecht van de kloosterlingen, ook van hen die hun klooster hadden verlaten Rengers Hora Siccama, De geestelijke en kerkelijke goederen , 623. . De rechtsgrond van de kloosters werd vastgelegd in de artikelen 14 en 15 van de Unie van Utrecht, volgens welke de conventualen 'hun goeden' zouden volgen, dus de band met hun kloostergoederen behielden, ongeacht of men tot de nieuwe leer overging of rooms-katholiek bleef en alimentatie ontving Van Kalveen, 'De vijf adellijke vrouwenkloosters in en om de stad Utrecht', 163. .Een jaar later, bij de definitieve vestiging van de Reformatie in Utrecht, kwam het echter tot een verbod van de rooms-katholieke godsdienstoefeningen, ook in de kloosterkerken. De Staten van Utrecht besloten toen dat de vijf adellijke vrouwenkloosters in gereformeerde vorm gehandhaafd zouden blijven Rengers Hora Siccama, De geestelijke en kerkelijke goederen , 698 vlg. , zij het zonder vrije beschikking over hun goederen. In de daarop volgende gereformeerde 'ordre op de geestelickheyt' bepaalden de Staten voor elk van de vrouwenkloosters een vast aantal prebenden, dus formatieplaatsen, met vaste alimentatiebetalingen uit het vermogen van het betreffende klooster Archief Staten van Utrecht in de landsheerlijke tijd, inv.nr. 649, fol. 8, 9, 19, opgesteld op 4 mei 1580, toegevoegd aan de resolutie van 6 mei 1580, en ten uitvoer gelegd op 6 juni 1580. .1. Akte waarbij priorin Beatrijs Zoudenbalch en het Wittevrouwenconvent verklaren dat zij Lijsbeth van der Hair, dochter van Jan van der Hair Loefszone, als medezuster hebben aangenomen, en van Hildegont, weduwe van Jan van der Hair, een los- en lijfrente hebben ontvangen ten laste van de goederen en renten van wijlen Jan van der Hair, onder afstand door Lijsbeth van de verdere nalatenschap van haar ouders, 1494 okt. 418. Pieter van Nes, rentmeester van het Wittevrouwenconvent, 1708 mrt. 219. Pieter van Nes, rentmeester van het Wittevrouwenconvent, 1708 mrt. 2, met aan de keerzijde verklaring van ontvangst door Maria Elisabeth Agnes Foeyt, vrouwe van Emmeklaer, mede-erfgenaam nevens Agatha Margaretha Foeyt, van Jacob van der Borch, rentmeester van het Wittevrouwenconvent, van de jaarpacht over 1737, en aflossing van de erfpacht, 1738 en aangehechte akte van verkoop door Maria Elisabeth Agnes Foeyt, vrouwe van Emmeklaer, aan Pieter van Nes, rentmeester van het Wittvrouwenconvent, van de erfpacht uit 3 morgen land te Laag-Nieuwkoop, 1738, en aangehechte kwitantie van ontvangst door Pieter van Nes van de door Maria Foeyt verkochte erfpacht, 173868. 1621-1622Wendelmoet Witteoverl. 1400237. Akte van borgstelling voor David Abraham Ben Mosch, koopman te Utrecht, door Christiaan W.J. van Boetzelaer en anderen, 1863589. Stukken ingekomen bij Andries Jan Strick van Linschoten als burgemeester representant van Utrecht, 1795590. Uittreksel uit het doopregister van de hervormde gemeente te Utrecht betreffende de doop in 1769 van Jan Hendrik Strick van Linschoten, 1787.591. Uittreksel uit het overlijdensregister van de burgerlijke stand van de gemeente Abcoude/Baambrugge betreffende het overlijden in 1828 van Jan Hendrik Strick van Linschoten, 1829
subject
Utrecht (stad)
label
Utrecht (stad)
Utrecht, stad