Bij de Bataafse revolutie in 1795 hief het Comité revolutionair van het Utrechtse volk al op 28 januari van dat jaar het eerste en tweede lid van de Staten (Geëligeerden en ridderschap) op. Daarmee waren de Staten van Utrecht opgeheven. De dag daarop werd in een vergadering in de voormalige Statenkamer besloten het ridderschapskantoor te verzegelen. Aan de rentmeesters van de vijf conventen werd aangezegd geen betalingen meer te verrichten Archief Staten van Utrecht, inv.nr. 1076-2, p. 5-6, 8. . Alleen in 1795 werden de prebenden nog uitbetaald. Toen was het afgelopen Archief Staten van Utrecht, inv.nr. 1084, 1796. . Daarna nam het Comité van Algemeen Welzijn namens het Provinciaal Bestuur van Utrecht het bestuur van de conventsgoederen op zich. Dit eiste van de rentmeesters een gespecificeerde goederenlijst.

Bij de Bataafse revolutie in 1795 hief het Comité revolutionair van het Utrechtse volk al op 28 januari van dat jaar het eerste en tweede lid van de Staten (Geëligeerden en ridderschap) op. Daarmee waren de Staten van Utrecht opgeheven. De dag daarop werd in een vergadering in de voormalige Statenkamer besloten het ridderschapskantoor te verzegelen. Aan de rentmeesters van de vijf conventen werd aangezegd geen betalingen meer te verrichten Archief Staten van Utrecht, inv.nr. 1076-2, p. 5-6, 8. . Alleen in 1795 werden de prebenden nog uitbetaald. Toen was het afgelopen Archief Staten van Utrecht, inv.nr. 1084, 1796. . Daarna nam het Comité van Algemeen Welzijn namens het Provinciaal Bestuur van Utrecht het bestuur van de conventsgoederen op zich. Dit eiste van de rentmeesters een gespecificeerde goederenlijst.