Utrecht, stad, Nieuwegracht
102. 1668-1669130. Kwitantieboek van de ontvangst door vrouwe en convent van Wittevrouwen van hun prebenden van rentmeester Anthonie van Drielenborch, 1584131. Resolutie van de ridderschap van Utrecht betreffende de verhoging van de prebenden van de conventualen Agnes van Riebeeck, Catharina van de Vecht, Johanna van Boucholt en Josina van Hattem, 1619Het goederenbeheer van het Wittevrouwenklooster was veel minder omvattend dan dat van de andere vrouwenkloosters. Bovendien is het archief van het Wittevrouwenklooster erg fragmentarisch bewaard gebleven. Van het middeleeuwse archiefgedeelte resteert vrijwel niets. De kern van het archief wordt gevormd door de serie jaarrekeningen vanaf het einde van de zestiende eeuw, de diverse eigendomsbewijzen en de registratie van pachtakten met renversalen (de akte waarin de pachter de overeenkomst bevestigt). Wat betreft de aard van de pachtuitgiften, treft in dit archief de bijzonderheid van de 'toepacht', dat wil zeggen de ontvangst van pacht in natura in aanvulling op een geldpacht.De toepacht werd door de vrouwe zelf geïnd en onder haar medejufferen verdeeld. Vanwege het fragmentarische karakter van dit archief is het ook van belang te wijzen op enkele in afschrift overgeleverde archiefstukken in de verzameling Van Buchel-Booth, namelijk afschriften van meest zestiende-eeuwse akten uit het Memoriale albarum virginum , een verdwenen register van door het Wittevrouwenklooster uitgegeven akten Verzameling Van Buchel-Booth, inv.nr. 7, fol. 17-18 en 216, en inv.nr. 18, fol. 105. . en van het middeleeuwse necrologium Verzameling Van Buchel- Booth, inv.nr. 18, fol. 93. . Bij de kloosterbrand in het rentmeesterskantoor van het klooster in 1652 is veel van de lopende financiële administratie, waaronder de bijlagen tot de rekeningen, verloren gegaan. Een deel kon worden gered door Jan Claeszone, bode van de ridderschap, en Alard van Ewijck, de latere rentmeester van Wittevrouwen. Bij die gelegenheid bleek dat toentertijd alle stukken ouder dan vijf jaar tot het archief werden gerekend.Al deze conventsarchieven berustten tenslotte bij het ridderschapsarchief in de ridderschapskamer naast de Statenkamer aan het Janskerkhof te Utrecht. Na de opheffing van de ridderschap van Utrecht ten gevolge van de Bataafse revolutie van 1795 deelden ook de vijf kloosterarchieven in de lotgevallen van het ridderschapsarchief, dat weer een onderdeel vormde van het Statenarchief. In 1803 volgde de aanstelling van P. van Musschenbroek als eerste departementaal archivaris van Utrecht. Daarmee was hij de voorloper van de archivarissen van het latere provinciaal, successievelijk rijksarchief in Utrecht. Onder hem viel van meet af aan het hele corpus van Statenarchieven, inclusief de kloosterarchieven. In het laatste kwart van de negentiende eeuw werd een gedeelte van de kloosterarchieven (alleen de delen en bundels) beschreven in de inventaris van het provinciaal archief door P.J. Vermeulen en in de beide supplementen daarop door S. Muller Fz. P.J. Vermeulen, Inventaris van het archief der provincie Utrecht (Utrecht 1875), en de beide supplementen daarop door S. Muller Fz. (Utrecht 1885 en 1892). .122. Verzoekschrift van abt Peter van Wijck aan secretaris-notaris François Rodius om aan Jan Peterszone een lening ten behoeve van de betaling van de algemene heffing op de tienden terug te betalen uit de opbrengst van de verpachting van de tienden. Met kwitantie, 158487. 1720170. Akte van losrente uitgegeven door de Staten van Utrecht aan Agniess van Bronkhorst ten laste van de voormalige abdij, 1634 mrt. 28. Afgelost, 1650171. Akte van overdracht door Johannes Hooft, commies van Groningen te 's-Gravenhage, namens zijn echtgenote Wilhelmina van Steenberch, van een rente aan de voormalige abdij, 1676 juni 10. Met bijbehorende akte van losrente door Peter Verborcht, brouwer te Utrecht, aan Beertjen van de Veen, 1651 jan. 17
subject
Utrecht, stad, Nieuwegracht
label
Utrecht, stad, Nieuwegracht