Vredendaal (Regulierenklooster, Utrecht)
[In de marge: De biscop send ruyte[rs] aan de Vaart] Daerna schickte biscop Hendrik veel ru- ters en knegten op de Vaart, die daer bleven leggen, ende sloe- gen een blockhuys op. Ende twe dagen voer Exaltatio Cruces quam al dat volk tot Vredendael in ’t clooster leggen en twee dagen daar- na rysden se wegh ende togen in De Birckt in clooster eenen nacht, en dede daar groote schade. Ende ons clooster had ook grote schade, doe sij te Vredendael lagen voer den knegten. Sij dorsten ons coorn uyt voer die peerden tot tot hoeren wil. Ende mosten hem bier en broot, boter, vlees en al geven dat wij hadden. Daarna toeg dat volk voor een gedeelte weder op de Vaart en bleven al de wynter daer leggen en deden groote schade in ’t Sticht. Ende die stat van Utrecht hadde ook veel ruter en knegten, ende dede gro- te schade mede in ’t lant, van brant, van roven. Op Paeschavond anno 1528 sond onsen genadigen heer ons een brief en alle die cloosteren buten Utrecht dat wij al brengen soude ewech dat wij hadden, want hij soude ons sijn gely wel houden, dan zijn genade en kost ons niet vyligen voor die ruter en knegten van zijn keyserlijke mayesteyt. Ende ontrent Sinte-Victors daer- voer so hadde sijn genade ons ook geschreven, dat wij geenrehande goet daer men sijn rebellen mede mocht spijsen ofte stercken in de stadt van Utrecht niet en soude brengen. Soo waren wij in grooten last ende wisten niet waar wij ons goet en beesten soude brengen. Edoch wij brochten al ons beste goet en beesten tot Amersfoort ende wij huerden daer een stal voor ons beesten ende een huys. Daar woonden 13 van ons joffrouwen in ende ook vier maagden. Ende woenden daerin 13 weeken en gaven voer die huer van het huys XV gulden. Des dags voor Meyavont bernde de Gelderse ruters die binnen Utrecht lagen dat clooster tot Vredendal al te samen of. Des dags na Sinte-Servaasdagh quam heer Jan van Belre- sum hier mit alle de knegten die opten Paeschavont op de Vaart quamen van die Hollanders wegen. Ende sy barnde onse wyntmolen silvers, ende in de omleggende steeden was het noch veel duerder. De menschen vergaderden op veel plaetsen gras saet dat men zway heet, ende maecten daer broot aff. In ’t convent, daer noch geen provisie was, de susteren eeten gerst ende haver onder malcanderen. Anno 1438 werden de susteren scielick besieckt, sulck als het een crech, volchden terstont 8 ofte 9 ter neder vallende, hoewel dat se van elcander gescheijden waren, dickwils daech, somtijts voor doot leggende, somtijts nockende dat men meende sij mosten versticken. Also dat geen doctoren daeraff wisten te oordelen, waerdoor veel bij haer vrinden gingen, vreesende daermeede ge- quelt te worden; dan daer storff niemant, hoewel dselve siecte in de stadt veel menschen meede nam. Anno 1440 was broer Willem Aertsen van Montfoort, simpel, oprecht, devotich, die sonder een verveerlicke scricking geen vrouwen mocht sien die oneerlick waren. Dit was een broeder van de derde oirde te Vreendael, daer hij bij bleef, ende wilde niet aennemen de oirde der reguliers met de andere. Ende is nae sommige tijt tot Geijn gecomen, daer hij corts sterft ende wert begraven op ’t kerckhoff, daer de pater meende een kerck te bouwen. Eodem anno bracht Weyn van Oostrum meede het lant genaemt het Smeer, daer het convent tevoren maer een vieren- deel aff hadde. Ende den pater cocht noch van Dirc van Zuylen het lant Cuyl, v mergen groot, noch van joffrou Alijt van Rijswijck een stuck lants genaemt Vlayck, met Roestlant, Goutcamp, ende Proutscamp. Anno 1441 een eedele weduwe, geboren uyt Walcheren, genaemt Catarina Hugen, stervende tot Oudewater, wert tot Geyn begraven, ende liet den clooster over den iic noblen.
subject
Vredendaal (Regulierenklooster, Utrecht)
label
Vredendaal (Regulierenklooster, Utrecht)