Ruysch, Frederick
25. Overdracht door Jan Woutersz. Koij en zijn vrouw Erkje van Spengen, Willem Verwey, raad in de vroedschap van Utrecht, gemachtigde van Marretje en Cornelia van Kesteren en Anna van Kesteren, erfgenamen van Harmen van Kesteren, aan Abraham Straalman, 1746 juli 2726. Overdracht door Hendrik Jongbloed, mede-executeur-testamentair van wijlen Abraham Straalman, aan Willem Straalman, heer van Ruwiel, met aan de keerzijde berekening van de legesgelden, 1759 sept. 8In de periode van 27 juli 1797 tot en met 19 september 1798 werden vele landerijen door het Provinciaal Bestuur van Utrecht publiekelijk geveild Archief Staten van Utrecht, inv.nr. 1146, resolutie van het Provinciaal Bestuur van Utrecht, 2 december 1795. Over de voorgeschiedenis van de verkoop in 1797 zie het relaas in: Verslagen 's-Rijks Oude Archieven , 23 (1900) 340-341 (Verslag Rijksarchief in Utrecht). . De bezitters van pacht-, rente-, en huurovereenkomsten moesten deze afkopen. De administratie hiervan en van de overgebleven goederen werd gevoerd door de rentmeester-generaal van de Domeinen. In 1798 besloot het Administratief Bestuur van het voormalige gewest Utrecht tot verkoop van de nog resterende goederen. In 1799 is het Utrechtse Domeinkantoor een afdeling van het Algemene Lands Domeinenkantoor van de Bataafse Republiek geworden Archief Financiële instellingen, inv.nr. 2771. Voor de lijsten van afkoop van renten en pachten zie: archief Staten van Utrecht, inv.nr. 1076-1, 46-154. De Hullu en Waller Zeper, Catalogus kleine kapittelen en kloosters , 124-126; Verloren van Themaat, 'Geschiedenis der vicarieën in de provincie Utrecht', 190-196. . Daarmee waren de zogeheten jufferenconventen definitief opgeheven.
subject
Ruysch, Frederick
label
Ruysch, Frederick