Hendrik Quarles van Ufford, 1901- ouders: Henri Louis Elisabeth Hooft Graafland tr. in 1934 Gertrud Emma Schmauderer, 1910- ouders: Gustav Marie FenchelDe stukken jonger dan 50 jaar zijn slechts te raadplegen na schriftelijke toestemming van het Utrechtsch Studenten Corps of (voor wat betreft de stukken van Elias Annes Borger) het gezelschap Elias Annes Borger. De totale omvang van de archivalia bedraagt 1,30 m1.april 1990/1993, A.B.R. du Croo de VriesAfzenders: - Hooft Graafland, Elisabeth (schoonzus), onder meer op Boekelstein, 1905, z.j. (2) - Quarles van Ufford, Gérard Charles (1865-1952, broer), aan boord van Z.M. Atjeh voor Porto Bello op Curaçao, 1886. Getypt afschrift door Hendrik Quarles van Ufford (1901-), 1982. Gérard Charles was luitenant ter zee 2e klas. De originele brief was in 1982 in bezit van Emijet Visser 't Hooft-Van Randwijck, mogelijk Emilie Harriet barones van Randwijck, echtgenote van Hendrik Philip Visser 't Hooft. - Quarles van Ufford, Harriet (1866-?, zus), tevens gericht aan Anne Madeleine Scheltema (moeder), te Bloemendaal, 1903 - Quarles van Ufford, Hendrik (1901-, neefje), ca. 1908 - Quarles van Ufford, Henri Louis (1867-1935, broer), 1892Henriette Louise Quarles van Ufford, 1898- (Lizzy, Liesbeth) ouders: Gérard Charles Hermine Maria Elisabeth Dudok van Heel tr. in 1927 Tadeus Reichstein, 1897-1996 ouders: Isidor Gustawa BrockmannBij testament van 19 december 1765 benoemde Marie Perside de Lastes, weduwe van ds. J.L. la Combe, de Waalse gemeente tot haar universele erfgename, onder het beding dat er een fonds zou worden gesticht, waaruit (aanvullende) uitkeringen zouden worden gedaan ten behoeve van de predikant(en) van de gemeente. Pikante bijzonderheid was dat de kerkeraad in een pijnlijke controverse met deze predikant verwikkeld was geweest naar aanleiding van tegen hem geuite beschuldigingen over onzedelijk gedrag. De zaak werd uiteindelijk in de doofpot gestopt.Het is echter vooral aan de voorbeeldige ordening gedurende vrijwel de gehele 19de en het begin van de 20ste eeuw te danken geweest, dat de archieven redelijk compleet bewaard zijn gebleven. Het reglement voor de diakenen van 1868 bevat zelfs de specifieke bepaling dat de ingekomen en minuten van uitgaande stukken worden genummerd en dat in de notulen naar deze nummers wordt verwezen. Dat is ook zeer zorgvuldig gebeurd, evenals dat bij de kerkeraad en het college van kerkvoogden het geval was. Deze stukken en andere behandelde stukken werden in volgorde van binnenkomst genummerd. Later verviel de nummering en werden de stukken soms chronologisch en soms alfabetisch geordend, zij het op een wel erg particuliere wijze. Daarna lijkt van een bewuste ordening geen sprake meer te zijn.In 1968 werden de archieven van de Waalse gemeente in verband met de restauratie van de Pieterskerk tijdelijk in bewaring gegeven aan de Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht. Chartermeester J.C. Andries vervaardigde een voorlopige inventaris, die echter in de lucht kwam te hangen toen de kerkeraad van de Waalse gemeente een paar jaar later besloot de tijdelijke overeenkomst met de G.A.U. niet te verlengen en de archieven terug te halen. Ze vonden gedurende enkele jaren onderdak bij de Bibliothèque wallonne in Amsterdam. In 1990 herkregen de archieven (inclusief een grote aanvulling)-en naar het zich laat aanzien nu definitief-hun natuurlijke bestemming. In 1991 werd een tweede aanvulling toegevoegd. Vele voorbereidende werkzaamheden werden hierbij verricht door mevrouw A. Prins.De omvang van de archieven bedraagt na inventarisatie 14 m1; 2 m1 is vernietigd.De godsdienstige twisten tijdens het twaalfjarig bestand lieten ook de Waalse gemeente niet onberoerd. Contra-remonstrants gezinde lidmaten scheidden zich in 1618 af en kerkten in de Regulierenkerk. De Waalse synode wees hen als predikant ds. P. Agache toe. Het merendeel van de lidmaten bleef echter de meer remonstrants gezinde ds. Ch. de Nielles trouw. De overwinning van de contra-remonstranten op de synode van Dordrecht in 1619 leidde tot het ontslag van De Nielles. De gemeente werd herenigd onder Agache. Thys, 'L'Église wallonne d'Utrecht'. Gagnetin, F.H. 'Liste des églises wallonnes et des pasteurs', Bulletin de la commission de l'histoire des églises wallonnes , 1e serie dl. 3 (1888).Jan Elias Hacke, heer van van Mijnden en de beide Loosdrechten (1888-1969) ouders: Conrad Jan Johanna Christina Déking Dura tr. 1920 Elisabeth Jacoba Hiensch (1897-1938) ouders: Johannes Nathanaël Angenita Geertuida van Broekhuizen Elisabeth Hacke van Mijnden (1929-) ouders: Jan Elias Elisabeth Jacoba Hiensch tr. 1951 Rudolph Feenstra (1926-2007) ouders: Jan Elisebeth Korver Conrad Hacke (1785-1865) werd geboren in Burgsteinfurt in Duitsland en was tussen 1809 en 1814 predikant te Nieuw-Loosdrecht. Uit zijn huwelijk met Niesje van der Elst werd in 1814 zoon Jan Conrad geboren. Laatstgenoemde was doctor in de lette-ren en trouwde in 1845 met Janna Catharina Susanna Elias. Sara Maria van de Poll, weduwe van Jan Elias en moeder van Janna Catharina Susanna, had in 1830 huis Bouwzicht te Nieuw-Loosdrecht aangekocht. Jan Conrad en Janna Catharina Susanna bewoonden huis Bouwzicht in afwachting van het gereedkomen van huis Eikenrode, waarvan de bouw in 1845 begonnen werd. In 1856 kocht Jan Conrad uit de nalatenschap van Jan Alewijn de ambachtsheerlijkheden van Mijnden en de beide Loosdrechten aan.Uit het huwelijk tussen Jan Conrad en Janna Catharina Susanna werden onder meer dochter Anna Sara Maria (1846-1914) en zoon Conrad Jan (1847-1924) geboren. Laatstgenoemde erfde na het overlijden van zijn vader in 1873 de eerder genoemde heerlijkheden. Conrad Jan Hacke was in de periode 1875 tot 1892 naast ambachtsheer tevens burgemeester van Loosdrecht. Hij trouwde in 1877 met Johanna Christina Déking Dura en kreeg met haar vier kinderen. Dochter Johanna Christina (1880-1959) bleef ongehuwd en bewoonde, aanvankelijk nog samen met haar ou-ders, het vernieuwde huis Bouwzicht. Conrad Jan Hacke overleed in 1924. Zoon Jan Elias volgde zijn vader als ambachtsheer op. Hij bewoonde samen met zijn echtgenote Elisabeth Jacoba Hiensch en hun drie dochters huis Eikenrode. Op zijn landgoed exploiteerde hij een orchideeënkwekerij. Jan Elias overleed in 1969.Jan Elias' dochter Elisabeth (1929-) bleef samen met haar echtgenoot Rudolph Feen-stra op huis Eikenrode wonen tot de verkoop van het huis en het landgoed in 1974. In 1994 kwam het in handen van de gemeente Loosdrecht, waarna het in 2000 ei-gendom werd van de familie Plasmeijer-Van Egmond. De titel van ambachtsheer was na de dood van Jan Elias Hacke in 1969 overgegaan naar zijn schoonzoon Ru-dolph Feenstra. Laatstgenoemde droeg de titel ten slotte in 2006 over aan Martien Plasmeijer. In 1977 werden door mevr. Hanna Elisabeth Cuipers-Hesselink te Zutphen fotoko-pieën van archivalia van de familie Hacke over 1816-1958 geschonken aan het voormalige Rijksarchief in de provincie Utrecht. Mevr. Cuipers-Hesselink was ge-huwd met Conraad Jan Asinga Cuipers, zoon van Doede Jelle en Anna Sara Maria Hacke (1878-1936), dochter van Conrad Jan (1847-1924). De stukken waren beschre-ven in een plaatsingslijst, genummerd 1-73, en hadden voornamelijk betrekking op de verwerving van onroerende goederen en de afwikkeling van nalatenschappen. Alle stukken betroffen fotokopieën, de originele archivalia bevonden zich destijds in het huis Eikenrode te Nieuw-Loosdrecht. Deze originele stukken zijn naar alle waarschijnlijkheid niet meer bewaard gebleven. Op een niet nader te bepalen moment zijn nog enkele originele archivalia toege-voegd, afkomstig uit de nalatenschap van Johanna Christina Hacke (1880-1959), dochter van Conrad Jan (1847-1924) en vanaf 1909 bewoonster van de nieuwe villa Bouwzight te Loosdrecht. Deze archivalia waren in voornoemde plaatsingslijst beschreven onder inv.nrs. 74-82.In 2009 is door mevr. E. Hacke van Mijnden een aanvulling op de archivalia van de familie Hacke geschonken. Deze aanvulling (omvang ca. 0,05 m) bestond voornamelijk uit diverse notariële akten en stukken betreffende de Stichting Elias-Van de Poll fonds en de Stichting Eredienst Nieuw-Loosdrecht.De oorspronkelijke plaatsingslijst is in 2009 bewerkt tot onderhavige inventaris. De omvang van de archivalia bedraagt 0,3 m.In het Stadsarchief van de gemeente Amsterdam worden eveneens archivalia be-waard van de familie Hacke, beschreven in Archieven van J.C. Hacke van Mijnden, J.C.S. Hacke van Mijnden-Elias, C.J. Hacke van Mijnden, G. van Tienhoven, A.S.M. van Tienhoven-Hacke en P.G. van Tienhoven (1594-1952) door A.M. Kwakernaak en F.P. Smit. Eveneens worden in voornoemd Stadsarchief de archieven bewaard van de aan de familie Hacke verwante families Elias en Van de Poll.Brunekreef, H., 'Vader, zoon en kleinzoon Hacke van Mijnden: laatste ambachtsheren van Loosdrecht', in Historische Kring Loosdrecht 15e jrg (1988) 66 (1-13)Loosdrecht: geschiedenis en architectuur, in de serie Monumenten-inventarisatie provincie Utrecht (Zeist 1998) 39-41 Jan Conrad Hacke, heer van Mijnden en de beide Loosdrechten (1814-1873) ouders: Conrad en Niesje van der Elst tr. in 1845 Janna Catharina Susanna Elias (1823-1868) ouders: Jan en Sara Maria van de Poll Conrad Jan Hacke, heer van Mijnden en de beide Loosdrechten (1847-1924) ouders: Jan Conrad en Janna Catharina Susanna Elias tr. 1877 Johanna Christina Déking Dura (1855-1920) ouders: Jacob Cornelis en Cornelia Vos Johanna Christina Hacke (Jo) (1880-1959) ouders: Conrad Jan en Johanna Christina Déking Dura ongehuwd Johanna Henriette Besier (1865-1944) J.H. Besier was een tekenares, schilderes, naaldkunstenares en kostuumhistorica, die was opgeleid aan de Rijksacademie te Amsterdam. Zij was vanaf 1894 gehuwd met de schilder Antonius Johannes der Kinderen en na hun huwelijk vestigden zij zich te Laren, waar zij aanvankelijk woonden in het voormalige huis van de schilder A. Mauve. A.J. der Kinderen was tevens hoogleraar-directeur van de Rijks Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam (1907-1925). Henry Johan (Henk) Besier (1867-1916) H.J. Besier was notaris te Utrecht en Hoogheemraad van de Lekdijk Benedendams en van de IJsseldam. Henk Besier werd op de leeftijd van 21 jaar kandidaat-notaris, werkzaam op het kantoor van notaris A.L.W. van Dobben. In 1905 werd hij benoemd tot notaris te Utrecht, als opvolger van notaris Walland. Henriëtta Jacoba (Coo) Besier-de Geer (1863-1933) Coo Besier was een verdienstelijk amateur-fotograaf. In het archief Besier bevindt zich een groot aantal foto's die door haar zijn gemaakt. Johanna Albertina (Han) Besier (1896-1984) Han Besier was leerling van het Pensionnat Français, een kostschool in Brussel. Zij was tot 1935 directrice van het vakantiehuis Blijdenstein te Hilversum. Van 1935 tot 1946 verbleef zij in Nederlands-Indië, in eerste instantie bij haar broer August Adriaan Henry (Guus) Besier, die in 1939 in Batavia is overleden. Ze heeft in 1944 in het kamp Halmaheira gezeten. Zie inv. nr. 507 Van juli 1946 tot augustus 1956 was zij adjunct-directrice van de Valerius-kliniek in Amsterdam. Zij was lid van de Zeister Broedergemeente. August Adriaan Henry (Guus) Besier (1897-1939) Guus Besier reisde in 1925 naar Nederlands-Indië via Brussel (3 nov.), Parijs (5-12 nov.), Genua (15 nov.). Aankomst in Medan 11 december 1926: D.S.M. Boarding House in Medan Sumatra. Hij woonde van 1927-1932 in Kramat Weltevreden op Java in hotel Binnenhof en in 1933 in Pension de Bruijn in Batavia. In Medan was hij van eind 1926 tot februari 1927 werkzaam als procuratiehouder van de N.V. Buitenlandsche Bank voor Sumatra. De N.V. Buitenlandsche Bank voor Sumatra is 1933 failliet gegaan. Guus Besier was daarna ambtenaar bij het Centraal Bureau voor de Statistiek te Batavia. In 1939 is hij, na een kort ziekbed, overleden. Egbert Lodewijk Jacob Besier (1901-1963), gehuwd met Elisabeth Marie (Liesbeth) Besier-Baronesse Sloet van Oldrustenborgh genaamd van Marxveld (1905-1980) E.L.J. Besier was notaris te Utrecht en vanaf 1959 dijkgraaf van het hoogheemraadschap van de Lekdijk Benedendams en van de IJsseldam. Hij woonde te Utrecht op het adres Stolberglaan 45.Met ingang van 1 januari 1806 werd in de toenmalige Bataafse Republiek een landelijke uniforme regeling ingevoerd voor het heffen van een belasting op het verkrijgen door vererving: de belasting op het recht van successie. Vanaf dat jaar hebben voor deze belasting voortdurend landelijke regelingen gegolden en kunnen we spreken van een rijksbelasting.Daarbij kan qua regeling en/of organisatie een viertal perioden worden onderscheiden, te weten: 1806-1811, 1812-1813, 1814-1817 en 1818-1927.De 'Ordonnantie eener Belasting op het Recht van Successie, alomme in het Bataafsche Gemeenebest in te vorderen' van 4 oktober 1805 regelde dat over het saldo van elke nalatenschap binnen de Republiek een belasting van tien procent geheven zou worden. Onder het saldo werd verstaan de contante waarde van de gehele nalatenschap op het ogenblik van overlijden, onder aftrek van de op dat moment bestaande schulden en de begrafeniskosten. Een nalatenschap binnen de Republiek werd gedefinieerd als de nalatenschap van elke inwoner van de Republiek, de nalatenschap van elke ex inwoner van de Republiek, voor zover die nalatenschap zich binnen de Republiek bevond, en de nalatenschap van elke binnen de Republiek overleden persoon, die blijkbaar geen vaste woonplaats elders had.Belastingplichtig was een ieder die iets uit de nalatenschap verkreeg voor zijn aandeel. Op deze regels werden een aantal uitzonderingen gemaakt, waarvan de belangrijkste als volgt luiden: - vererving in rechte neergaande lijn (kinderen van ouders, kleinkinderen van grootouders, enz.) en vererving door ouders van hun kinderen werden vrijgesteld van belasting; overige vererving in de tweede graad (broers van zusters, grootouders van kleinkinderen) werd belast met vijf procent; - overige vererving in de derde graad (neven/nichten van ooms/tantes en omgekeerd) werd belast met zeven en een half procent; - wanneer het saldo van de nalatenschap minder dan driehonderd gulden bedroeg, werd de belasting kwijtgescholden.De vaststelling van de belasting werd opgedragen aan de zogeheten 'Gequalificeerde tot de directie der invordering van de Belasting op het Regt van Successie', meestal de secretaris van het plaatselijk bestuur. Aangifte diende te geschieden bij de gekwalificeerde ter plaatse van het sterfhuis, dat wil zeggen daar waar de overledene zijn vaste woonplaats had. Indien deze woonplaats buiten de Republiek lag, diende aangifte plaats te vinden waar het merendeel der nagelaten goederen zich bevond.De Ordonnantie bleef met enige kleine wijzigingen van kracht tot en met 31 december 1811, waarna hij vervangen werd door de Franse wetgeving op dit gebied, met dien verstande dat nalatenschappen opgevallen voor 1812 afgehandeld werden volgens de bepalingen van de Ordonnantie.Met ingang van 1 januari 1812 gold voor het gehele grondgebied van het voormalige Koninkrijk Holland de volledige Franse wetgeving, dus ook die terzake van belastingheffing op nalatenschappen. De Franse wetgeving kende geen belasting op het recht van successie zoals de Ordonnantie van 1805. Wel bestond er een recht van (belasting op) overgang van onroerend goed, gekoppeld aan de registratie van de overgang. Hieronder viel ook de overgang door overlijden. Deze heffing was niet gebaseerd op het saldo van de nalatenschap, maar op de waarde van het individuele onroerende goed.