NL-UtHUA_A100820_000328.jpg
Brandolyn, die pater van Sint-Nicolaes. Ende dese voorseyde setten al die cloosteren, hoeveel dat elk soude geven ende daer mede moest elk te vreden wesen. Ende elx gaf soo die prelaten voorseyd hadden gesegt. [In de marge: Vrouwenclooster moet 100 goude gulden opbrengen ] Ende ons convent wort geset te geven hondert goude gulden van ge- wichte, ende wij gaven voor elx gouden gulden 31 stuyvers Hollands. Facit hondert en vierennegentig Rynsche guldens. Hiertoe gaf onse kelre hondertenaght Rynse guldens, en X stuyvers, de fabryke 55 Rynse guldens, dat camerampt X Rynse gulden, die cantery XX Rynse guldens. So veel heeft de kelre min den hondert gulden daertoe gegeven, want dat had ik eerst vergeten te schrijven. Dat clooster te Wijk was geset te geven vyftalve hondert goude gulden. Ende en woude niet geven, ende onsen genadigen heer wou- de dat gelt van den negen cloosteren hebben die gesegelt hadde, want hij syde altijt hij en kende nimant darom te manen dan die ne- gen cloosteren voorschreven ende hier waren wij dik om te raden t’ Sint-Paulus. Ten lesten schreef zijn genade, dat men ’t die cloosteren uytpanden soude, ende dat beval hij sijnen vicarius. Also worden uyt elken clooster een van hoeren peerden op dat biscopshoff t’Utrecht geset bij de pander. Ende doe lieten de voorscreven cloosteren mitten selven pander aen dat clooster te Wijck aen haer pachters ende goet weder panden, ende doe quamen sij binnen Utrecht, ende wij cloosteren kregen elk ons peert weder sonder cost. [In de marge: De borgerij en gilden al weer op de been ] Anno 1526 den 9 dagh in martio, doe maakten de borgeren ende gil- den binnen Utrecht wederom een vergadering en een oploop, dat die ecclesien en al diegenen die bij de kisten hadden geseten, van rid- derschap ende borgers, moesten al weder overgeven, dat sy van haar verdiende loon hadden gebeurt. Doe drongen sij de cloosteren buten Utrecht, dat sij al dat tonnegelt daer sij op geset waren van ’t jaer 1511 tot dese tijt toe, nu al miteen moeste betalen of sij wou- den ’t ons al nemen dat wi hadden. Maer wij vertogen ’t vast also lange mit vriendenhulp, dat wi d[a]er niet af en gaven. Anno 1527 op Sunte-Petersdagh doe quam bischop Hendrik van Beyeren mit een deel peerden voer die Tollestegpoorte ende mynden in de stad te rijden. Dat hadden de borgers vernomen ende die overste