Oostbroek, abdij S. Laurens te
1. Akte van erfpacht van de abdij van S. Laurens te Oostbroek aan Johan Frans van Rennenberg van de onroerende goederen die zijn grootmoeder Cornelia van Culemborg, echtgenote van Willem van Rennenberg, in erfpacht had, namelijk 3 morgen binnen de slotgracht waar het huis Zuilen op placht te staan, met 2 hoeven land in Zuilen, 2 hoeven in Westbroek, 5 hoeven in Vleuten, 3 hoeven in Maarssen, 5 morgen in de parochie van Harmelen, 3 morgen in de parochie van Breukelen, een hofstede in Loenen en 153 akkers bij Wilnis, 1547 juni 25Akten van verkoop en overdracht door Jaspar Quingett aan Adam van Lokhorst van de rechtsmacht in Zuilen, Zwezereng en Westbroek, het huis Zuilen en 3 morgen binnen de slotgracht en 2 hoeven land in leen van van de abdij van S. Laurens te Oostbroek, tienden in Westbroek en Schalkwijk, geheten de tienden van Zuilen, een tiend in Jutphaas geheten het Blok en tijnzen en rechten onder Wilnis, Westveen, Mijdrecht en Oudhuizen, genaamd de Zuilense tijnsakkers, 1617 [In de marge: De gilden belasten de cloosteren ] Ende des manendags in de Cruysdagen daerna so vergaderden die gilden weder op Sint-Janskerkhof, ende daer bleven si leggen al den dagh, ende des dyns- daghs ende des woensdags als op Ons Heeren Hemelvaartsavont, soo ont- boden die gilden alle die cloosters binnen en buten Utrecht op bis- copshoff te comen ’s morgens ten 9 uuren. Doe die overste of hoeren gemagtigde daer al bijeen waren, so wort hun allen te kennen gegeven, als dat die stad van Utrecht belast was mit groote schulden ende an- dere commeren, ende dat oversulx de vijf godshusen binnen Utrecht moesten geven te samen XV duysent goude gulden binnen een maant tyt ende alle de cloosteren soo binnen als buten Utrecht, binnen Amers- foort en buten Amersfoort, ende binnen Reenen en Wijck, die moesten te samen geven X duysent goude guldens, binnen eenre maant en de negen cloosters, als Sinte-Paulus binnen Utrecht, Oostbroek, Sinte Cathrinen, die van den Duytsen Huyse, Cathusers, Outwyk, Sint-Servaes, Ten Dael, Vrouwenclooster ende Brandolyn mosten eenen brief besegelen op Ons Heeren Hemelvaartsavont, van stonden aan, en mosten loven in den brieve voer alle die andere cloosteren de tiendusent goude gulden te betalen binnen een maant. Doe dit gedaen was, des dags na Ons Heeren Hemelvaertsdagh, doe worden alle die cloo- steren binnen en buten verschreven allegader t’Sunte-Paulus te ko- men, alse sij deeden. Ende daer was een brief op alle die cloosteren ge- maackt, daer onder hanttekening elx die oversten die voorseyde 9 clo- steren te vryen ende elx zijn part te betalen, dan dat clooster tot Wijck en had daer nimant gesent, doe en woude nimant die cloosteren setten wat elx soude geven. Soo koren wy alle gelijk daer- toe den abt van Sint-Paulus, den abt van Oostbroek, de balier van Sinte-Cathrijne, den landtcommandeur, de prior van de Carthusers, de prior van de Regulieren binnen Utrecht, de pater van den
subject
Oostbroek, abdij S. Laurens te
label
Oostbroek, abdij S. Laurens te