Mariëndaal, convent te Zuilen
Akte van erfpacht van het kapittel van Oudmunster te Utrecht voor Adam van Lokhorst na opdracht door Jaspar Quingett, van een halve hoeve land achter de Klop tegenover het voormalige convent Mariëndaal onder Zuilen, 1617. Met retroakte, 1610, en akten van kwijtschelding van de erfpacht, 1620, 1621Akte van erfpacht van de ridderschap van Utrecht als beheerder van het voormalige convent van Mariëndaal voor Reinoud Gerard van Tuyll van Serooskerken van ca. 17 morgen land aan de Daalse dijk, gelegen tussen de steenoven Mariëndaal en Groenestein, 1724. Met latere erfpachtsakten en akte van verkoop van de erfpacht, 1732-1798Schetskaart van het terrein van het voormalige convent Mariëndaal, z.j.521. Akte van overdracht door de rentmeester van het voormalig convent van Mariëndaal te Zuilen aan Godard van Reede van Nederhorst van een huis en hofstede op het Domkerkhof te Utrecht, 1639 april 8359. Sententie van het hof van Utrecht in een proces tussen de rentmeester van het voormalige convent van Mariëndaal en de heer van Zuilen als geïnteresseerde in de nalatenschap van Trijntje Willems, weduwe van de steenbakker Joost Thonissen, inzake de verrekening van aan het convent geleverde stenen door Joost Thonissen, 1654 [In de marge: Anno 1528 ] op die grote camer. Dan onse God holp die joffrouwen die noch in ’t clooster waren dat sij de brant wederomme lesten. Die jofferen van Outwijk gongen ook in den leeger, maar sij en kosten geen beesten noch niet wederkrijgen. De vrouwe van Outwijk geheten Drakenburg die woonden doe te Leyden op dat Bagijnhoff met een deel van hoere joffrouwen, ende de vrouw van Den Dael woonde ook binnen Leyden mit een deel van hoere joffrouwen, maar ik bleef altijt hier, in ’t clooster ende had bij mij seve juffrouwen, drie maagden ende ons melkmoeder ende den backer ende de oude neelmoeder ende twee koeyen ende twee peerden behielden wij altijt bij ons. [In de marge: De gilden belasten de cloosteren ] Ende des manendags in de Cruysdagen daerna so vergaderden die gilden weder op Sint-Janskerkhof, ende daer bleven si leggen al den dagh, ende des dyns- daghs ende des woensdags als op Ons Heeren Hemelvaartsavont, soo ont- boden die gilden alle die cloosters binnen en buten Utrecht op bis- copshoff te comen ’s morgens ten 9 uuren. Doe die overste of hoeren gemagtigde daer al bijeen waren, so wort hun allen te kennen gegeven, als dat die stad van Utrecht belast was mit groote schulden ende an- dere commeren, ende dat oversulx de vijf godshusen binnen Utrecht moesten geven te samen XV duysent goude gulden binnen een maant tyt ende alle de cloosteren soo binnen als buten Utrecht, binnen Amers- foort en buten Amersfoort, ende binnen Reenen en Wijck, die moesten te samen geven X duysent goude guldens, binnen eenre maant en de negen cloosters, als Sinte-Paulus binnen Utrecht, Oostbroek, Sinte Cathrinen, die van den Duytsen Huyse, Cathusers, Outwyk, Sint-Servaes, Ten Dael, Vrouwenclooster ende Brandolyn mosten eenen brief besegelen op Ons Heeren Hemelvaartsavont, van stonden aan, en mosten loven in den brieve voer alle die andere cloosteren de tiendusent goude gulden te betalen binnen een maant. Doe dit gedaen was, des dags na Ons Heeren Hemelvaertsdagh, doe worden alle die cloo- steren binnen en buten verschreven allegader t’Sunte-Paulus te ko- men, alse sij deeden. Ende daer was een brief op alle die cloosteren ge- maackt, daer onder hanttekening elx die oversten die voorseyde 9 clo- steren te vryen ende elx zijn part te betalen, dan dat clooster tot Wijck en had daer nimant gesent, doe en woude nimant die cloosteren setten wat elx soude geven. Soo koren wy alle gelijk daer- toe den abt van Sint-Paulus, den abt van Oostbroek, de balier van Sinte-Cathrijne, den landtcommandeur, de prior van de Carthusers, de prior van de Regulieren binnen Utrecht, de pater van den
subject
Mariëndaal, convent te Zuilen
label
Mariëndaal, convent te Zuilen