Kaarsenkroon van drie hoogten met ieder zes armen

Het voorwerp bestaat uit een smeedijzeren stang, een ijzeren splitpen en de volgende gegoten en op de draaibank bewerkte delen van geel koper: de hangring, drie stamdelen, de bol, de knop, drie keer zes armen met de bijbehorende vetvangers, kaarsenhouders en pinnen. Het met gegroefde ringen versierde bovenste stamdeel is grotendeels pijpvormig en heeft onderaan een verdikking. De pijp heeft twee door telkens vier inkepingen onderbroken ribben. Deze inkepingen zijn bovenaan ongemerkt, dan wel gemerkt met een, twee of drie ingeslagen stippen. Het met gegroefde ringen versierde middelste stamdeel is bovenaan bolvormig en aldaar gemerkt (?), gaat vervolgens over in een gescheurde en ten dele herstelde standring met openingen voor de zes armen. Zij zijn ongemerkt dan wel aangegeven met een t/m vijf ingeslagen stippen. In het bovenste segment is de bol in brede ribben geprofileerd. De aan de stang gesmede breed uitkragende knop eindigt aan de nagenoeg platte onderkant in een peervormig knopje. De min of meer achtkantige bovenaan ronde stang heeft in het boveneind een spleet voor de splitpen, waarmee het geheel aan de hangring kan worden bevestigd. De armen van de drie kransen hebben een S-vorm, en gaan naar buiten toe over in het platte bevestigingsdeel voor de houder met de vetvanger. Naar de stam toe eindigen zij in een gestileerde dolfijnenkop en zijn versierd met krullen. Zij zijn aldaar tevens voorzien van een nok om met een pin in de stam te kunnen worden vastgezet. Aldaar zijn de armen voor het merendeel met een t/m vijf ingeslagen stippen gemerkt. De vetvangers zijn aan de onderkant geribd geprofileerd rond de opening en hebben verder telkens twee gegroefde ringen. De cylindrische kaarsenhouders, die een geprofileerde uitstekende rand, twee gegroefde ringen en een verdikking onderaan hebben, gaan over in een baluster met onderaan het eind met de schroefdraad en een knopje, waarin het centergat te zien is. Bij de drie kransen zijn de armen en de vetvangers telkens met behulp van dezelfde modellen gegoten. De kaarsenhouders van de bovenste kransen zijn gelijk, die van de onderste krans zijn groter doch van hetzelfde model. De oorspronkelijke pinnen hebben bovenop een balustervormige vaas. Zij zijn aangevuld met andere stukken. Ook bij de overige onderdelen, in het bijzonder bij de vetvangers, zijn de ontbrekende stukken door andere vervangen. Zeer veel onderdelen zijn gerepareerd. De vier (?) in het pijpvormige bovenste stamdeel te steken sierstukken ontbreken. De bol is grof gegoten en heeft aan de binnenkant een slechts gedeeltelijk verwijderde gietkern.

Kaarsenkroon van drie hoogten met ieder zes armen

Het voorwerp bestaat uit een smeedijzeren stang, een ijzeren splitpen en de volgende gegoten en op de draaibank bewerkte delen van geel koper: de hangring, drie stamdelen, de bol, de knop, drie keer zes armen met de bijbehorende vetvangers, kaarsenhouders en pinnen. Het met gegroefde ringen versierde bovenste stamdeel is grotendeels pijpvormig en heeft onderaan een verdikking. De pijp heeft twee door telkens vier inkepingen onderbroken ribben. Deze inkepingen zijn bovenaan ongemerkt, dan wel gemerkt met een, twee of drie ingeslagen stippen. Het met gegroefde ringen versierde middelste stamdeel is bovenaan bolvormig en aldaar gemerkt (?), gaat vervolgens over in een gescheurde en ten dele herstelde standring met openingen voor de zes armen. Zij zijn ongemerkt dan wel aangegeven met een t/m vijf ingeslagen stippen. In het bovenste segment is de bol in brede ribben geprofileerd. De aan de stang gesmede breed uitkragende knop eindigt aan de nagenoeg platte onderkant in een peervormig knopje. De min of meer achtkantige bovenaan ronde stang heeft in het boveneind een spleet voor de splitpen, waarmee het geheel aan de hangring kan worden bevestigd. De armen van de drie kransen hebben een S-vorm, en gaan naar buiten toe over in het platte bevestigingsdeel voor de houder met de vetvanger. Naar de stam toe eindigen zij in een gestileerde dolfijnenkop en zijn versierd met krullen. Zij zijn aldaar tevens voorzien van een nok om met een pin in de stam te kunnen worden vastgezet. Aldaar zijn de armen voor het merendeel met een t/m vijf ingeslagen stippen gemerkt. De vetvangers zijn aan de onderkant geribd geprofileerd rond de opening en hebben verder telkens twee gegroefde ringen. De cylindrische kaarsenhouders, die een geprofileerde uitstekende rand, twee gegroefde ringen en een verdikking onderaan hebben, gaan over in een baluster met onderaan het eind met de schroefdraad en een knopje, waarin het centergat te zien is. Bij de drie kransen zijn de armen en de vetvangers telkens met behulp van dezelfde modellen gegoten. De kaarsenhouders van de bovenste kransen zijn gelijk, die van de onderste krans zijn groter doch van hetzelfde model. De oorspronkelijke pinnen hebben bovenop een balustervormige vaas. Zij zijn aangevuld met andere stukken. Ook bij de overige onderdelen, in het bijzonder bij de vetvangers, zijn de ontbrekende stukken door andere vervangen. Zeer veel onderdelen zijn gerepareerd. De vier (?) in het pijpvormige bovenste stamdeel te steken sierstukken ontbreken. De bol is grof gegoten en heeft aan de binnenkant een slechts gedeeltelijk verwijderde gietkern.