Twee scheeps-togten van Kapiteyn Johan Smith, beyde gedaan na Nieuw-Engeland. De eerste in het jaar 1614. Verhalende de verscheydene gelegenheeden des lands, der selver eylanden, rivieren, woon-plaatsen der wilde, gods-dienst, straf-oeffeningen, gediertens, vogelen, vissen, vrugten, veld-gewassen, koopmanschappen en andere bysonderheeden. De tweede gedaan in het jaar 1615. Waar in verhandelt worden de groote ongelukken, die den schrijver zijn overgekoomen op sijn reys, soo door storm, als door oproer en dwingelandy van sijn eygen volk, sijn gevangen-nemen, en weder-ontkooming in Engeland. / Door den reysiger selfs in het Engelsch beschreeven, en nu aldereerst uyt die spraak in het Neder duytsch overgeset. Met noodig register en konst-printen verrijkt

Twee scheeps-togten van Kapiteyn Johan Smith, beyde gedaan na Nieuw-Engeland. De eerste in het jaar 1614. Verhalende de verscheydene gelegenheeden des lands, der selver eylanden, rivieren, woon-plaatsen der wilde, gods-dienst, straf-oeffeningen, gediertens, vogelen, vissen, vrugten, veld-gewassen, koopmanschappen en andere bysonderheeden. De tweede gedaan in het jaar 1615. Waar in verhandelt worden de groote ongelukken, die den schrijver zijn overgekoomen op sijn reys, soo door storm, als door oproer en dwingelandy van sijn eygen volk, sijn gevangen-nemen, en weder-ontkooming in Engeland. / Door den reysiger selfs in het Engelsch beschreeven, en nu aldereerst uyt die spraak in het Neder duytsch overgeset. Met noodig register en konst-printen verrijkt