Arrival and registration of the people in hiding at Westerbork
Arrival and registration of the people in hiding at Westerbork
type
about
attendee
description
Toen de acht onderduikers in Westerbork aankwamen, moesten zij eerst worden geregistreerd. Vanaf 1944, toen de groepen nieuwaangekomenen steeds kleiner werden, werden de registraties doorgaans afgehandeld in administratiebarak nummer 34, waar nu ook de controle op luizen plaatsvond. Waarschijnlijk was dit ook het geval voor het transport waarmee de acht onderduikers naar Westerbork kwamen.[1]
Eerst werd er een lijst van binnenkomst gemaakt (Eingangsliste), het persoonsbewijs en de distributiebescheiden moesten worden afgegeven. De gevangenen werden ingeschreven in de centrale administratie (Zentralkartei) en ze kregen een Lagerpass (kamppas).[2] De Zentralkartei was het belangrijkste administratieve instrument in het kamp voor het doorsturen van de transporten. De Zentralkartei was alfabetisch-lexicografisch geordend, zodat de leden van een gezin administratief bij elkaar stonden. Zo kwamen ze ook op de transportlijst te staan, en de acht onderduikers uit het Achterhuis dus bij elkaar.[3]
Lagerpas
Alle gevangenen krijgen een Lagerpas en mogen per gezin maximaal tweehondervijftig gulden inwisselen tegen kampgeld. De rest van hun geld en waardevolle voorwerpen moeten ze inleveren bij de afdeling van Lippmann Rosenthal in het kamp.[4] De strafgevallen moeten naast hun bagage en bezittingen ook hun kleren inleveren en kregen een blauwe overall met een rood ingezet schouderstuk, een witte band met daarop de S van ‘strafgeval’, een Jodenster en klompen. De mannen kregen bovendien een rood-blauw petje. Zo waren ze duidelijk te herkennen als strafgevallen.
Antragstelle
Een belangrijk onderdeel van de registratieprocedure was het aanmeldingsbureau, de Antragstelle, dat onder leiding stond van de Duitse jurist Hans Ottenstein. Dat regelde niet alleen de registratie van de nieuwkomers in het kamp, maar handelde ook de aanvragen voor voorlopige vrijstellingen van deportatie naar de kampen in het oosten af. Gevangenen die aan bepaalde voorwaarden voldeden, kregen op advies van Ottenstein vrijstelling van deportatie. Iemand kreeg dan een Sperre (uitstel).[5] Op enkele uitzonderingen na was de kans op het verkrijgen van een Sperre voor strafgevallen (de ‘S’ gevallen) klein. Of Otto Frank en Frits Pfeffer op basis van hun status als Eerste Wereldoorlog veteraan desondanks een poging hebben gedaan om van hun S af te komen, weten we niet: de kaarten van de Zentralkartei en de Antragstelle zijn niet bewaard gebleven.[6] Maar zij zouden dit zeker kunnen hebben geprobeerd.
Medisch onderzoek
De registratieprocedure van de acht onderduikers eindigde met een medisch onderzoek. Alle mannen en vrouwen moesten zich uitkleden en werden gecontroleerd op besmettelijke ziekten en hoofdluis.Ten slotte kregen zij een plek in een van de barakken toegewezen. De acht onderduikers kwamen terecht in strafbarak 67.[7] De volgende ochtend werden de mannen in de wasruimte van de barak kaalgeschoren.[8] Dat gold dus ook voor Otto Frank, Hermann en Peter van Pels en Fritz Pfeffer. Ze droegen vanaf dat moment een petje.[9] Auguste van Pels, Edith, Margot en Anne Frank behielden, net als de andere meisjes en vrouwen, hun haar. Alleen vrouwen die luizen hadden, werden kaalgeschoren en kregen dan een petroleumkap op. Uit alle beschikbare verklaringen is er niets wat erop wijst dat dit bij Auguste, Edith of de twee meisjes het geval was.[10]
Footnotes
- ^ Schriftelijke toelichting Guido Abuys, conservator Herinneringscentrum Kamp Westerbork (HCKW).
- ^ Raymund Schütz, Vermoedelijk op transport. De Joodsche Raadcartotheek als informatiesysteem binnen sterk veranderende kaders: repressie, opsporing en herinnering: een archiefwetenschappelijk onderzoek naar de herkomst, het gebruik en het beheer van een bijzondere historische bron, Masterscriptie Archiefwetenschappen, Universiteit Leiden Instituut Geschiedenis, 2010, p.33.
- ^ Het Nederlandse Rode Kruis (NRK), Den Haag, 2050, inv.nr. 650, transportlijst 3 september 1944. De kaarten van de Zentralkartei zijn niet bewaard gebleven. Alleen de kaarten van de circa achthonderd mensen die bij de bevrijding nog in het kamp waren zijn bewaard gebleven; Schütz, Vermoedelijk op transport, p.25.
- ^ NRK, Collectie Westerbork, inventaris p. 40.
- ^ Zie voor Ottenstein ook: Eva Moraal, Als ik morgen niet op transport ga… Kamp Westerbork in beleving en herinnering, Amsterdam: De Bezige Bij, 2014, p.106-107, 177-200; Schütz, Vermoedelijk op transport, p. 20.
- ^ Frank van Riet, De bewakers van Westerbork, Amsterdam: Boom, 2016, p.124.
- ^ NRK, Joodsche Raad Kaarten van Otto Frank (doss. nr. 118834), Edith Frank-Holländer (117265), Margot Frank (117267), Anne Frank (117266), Auguste van Pels-Röttgen en Hermann van Pels (103586), Peter van Pels (135177), Fritz Pfeffer (7500).
- ^ Is van Nierop en Louis Coster, Westerbork. Het leven en werken in het kamp, Den Haag: Haagsche Drukkerij en UItgevers Maatschapij, 1945, p.8; HCKW, verzameldocument over de strafbarak, Witness 195: Weinberg.
- ^ Er zijn meerdere getuigenissen die bevestigen dat de mannelijke gevangenen werden kaalgeschoren. HCKW, Hans Goudsmit, Vijf clandestiene brieven uit Westerbork van Hans Goudsmit aan zijn vrouw Gerry, brief van 13 juli 1944; Willem Willing en Edgar Weinberg (transport 4 september), in: Moraal, Als ik morgen niet op transport ga, p. 108-109; Rosa de Winter-Levy, in: Schnabel, Anne Frank: Spur eines Kindes, Frankfurt am Main: Fischer Bücherei, 1958, p. 129; Van Nierop en Coster, Westerbork, p. 8.
- ^ Hoewel Hans Ottenstein later zou verklaren dat vrouwen in Westerbork wel werden kortgeknipt, wordt dit door meerdere getuigen expliciet tegengesproken. NIOD Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, 250d, Kampen en gevangenissen buiten Nederland, 731, Ottenstein. Vgl. HCKW, ra 1850, Interview Lies van de Kolk-Cohen door Guido Abuys, 2 november 1999; HCKW, Interviews Henriëtte van Bekkum-Sachs, Sonja Wagenaar-van Dam, Goldstein-van Cleef, en B. de Brave-Schelvis; Edgar Weinberg, in: Moraal, Als ik morgen niet op transport ga, p. 54-57. In petroleum gedrenkte doeken werden vroeger gebruikt bij de bestrijding van hoofdluis.
When the eight people who had been in hiding arrived in Westerbork, they first had to be registered. From 1944, when the groups of new arrivals became smaller and smaller, the registrations were usually handled in administration barracks number 34, where the inspection for lice was now also carried out. This was probably also the case for the transport on which the eight people who had been in hiding came to Westerbork.[1]
First, a list of entry was made (Eingangsliste), the identity card and distribution documents had to be handed over. The prisoners were registered in the central administration (Zentralkartei) and they were given a Lagerpass (camp pass).[2] The Zentralkartei was the main administrative tool in the camp for forwarding transports. The Zentralkartei was arranged alphabetically-lexicographically, so that members of a family were listed together administratively. This is also how they ended up on the transport list, and how the eight people from the Secret Annex stayed together.[3]
Camp pass
All prisoners received a Lagerpas and were allowed to exchange a maximum of two hundred and fifty guilders per family for camp money. The rest of their money and valuables had to be handed in to Lippmann Rosenthal's department in the camp.[4] In addition to their luggage and possessions, the punishment cases had to hand in their clothes and were given blue overalls with a red inset shoulder patch, a white belt bearing the letter S to indicate 'prison case', a Star of David and clogs. The men were also given red and blue caps. This made them clearly recognisable as criminal cases.
Antragstelle
An important part of the registration process was the registration office, the Antragstelle, which was headed by German lawyer Hans Ottenstein. This not only took care of the registration of new arrivals to the camp, but also handled applications for provisional exemptions from deportation to camps in the east. Prisoners who met certain conditions were granted exemption from deportation on Ottenstein's advice. Prisoners were given a Sperre (postponement) in such cases.[5] With few exceptions, the chances of prison cases (the 'S' cases) obtaining a Sperre were slim. Whether Otto Frank and Frits Pfeffer, based on their status as World War I veterans, nevertheless made an attempt to get their S status removed, we do not know: the cards from the Zentralkartei and the Antragstelle have not been preserved.[6] But they may certainly have tried.
Medical examination
The registration procedure of the eight people from the Secret Annex ended with a medical examination. All men and women had to undress and were checked for contagious diseases and head lice. Finally, they were assigned a place in one of the barracks.The eight people from the Secret Annex ended up in prison barrack 67.[7] The next morning, the men were shaved bald in the barrack's washroom.[8] Otto Frank, Hermann and Peter van Pels, and Fritz Pfeffer were among them. They wore caps from then on.[9] Auguste van Pels, Edith, Margot and Anne Frank, like the other girls and women, kept their hair. Only women who had lice were shaved bald and then given a petroleum hood. From all available accounts, there is nothing to suggest that this was the case with Auguste, Edith, or the two girls.[10]
Footnotes
- ^ Schriftelijke toelichting Guido Abuys, conservator Herinneringscentrum Kamp Westerbork (HCKW).
- ^ Raymund Schütz, Vermoedelijk op transport. De Joodsche Raadcartotheek als informatiesysteem binnen sterk veranderende kaders: repressie, opsporing en herinnering: een archiefwetenschappelijk onderzoek naar de herkomst, het gebruik en het beheer van een bijzondere historische bron, Masterscriptie Archiefwetenschappen, Universiteit Leiden Instituut Geschiedenis, 2010, p.33.
- ^ Het Nederlandse Rode Kruis (NRK), Den Haag, 2050, inv.nr. 650, transportlijst 3 september 1944. De kaarten van de Zentralkartei zijn niet bewaard gebleven. Alleen de kaarten van de circa achthonderd mensen die bij de bevrijding nog in het kamp waren zijn bewaard gebleven; Schütz, Vermoedelijk op transport, p.25.
- ^ NRK, Collectie Westerbork, inventaris p. 40.
- ^ Zie voor Ottenstein ook: Eva Moraal, Als ik morgen niet op transport ga… Kamp Westerbork in beleving en herinnering, Amsterdam: De Bezige Bij, 2014, p.106-107, 177-200; Schütz, Vermoedelijk op transport, p. 20.
- ^ Frank van Riet, De bewakers van Westerbork, Amsterdam: Boom, 2016, p.124.
- ^ NRK, Joodsche Raad Kaarten van Otto Frank (doss. nr. 118834), Edith Frank-Holländer (117265), Margot Frank (117267), Anne Frank (117266), Auguste van Pels-Röttgen en Hermann van Pels (103586), Peter van Pels (135177), Fritz Pfeffer (7500).
- ^ Is van Nierop en Louis Coster, Westerbork. Het leven en werken in het kamp, Den Haag: Haagsche Drukkerij en UItgevers Maatschapij, 1945, p.8; HCKW, verzameldocument over de strafbarak, Witness 195: Weinberg.
- ^ Er zijn meerdere getuigenissen die bevestigen dat de mannelijke gevangenen werden kaalgeschoren. HCKW, Hans Goudsmit, Vijf clandestiene brieven uit Westerbork van Hans Goudsmit aan zijn vrouw Gerry, brief van 13 juli 1944; Willem Willing en Edgar Weinberg (transport 4 september), in: Moraal, Als ik morgen niet op transport ga, p. 108-109; Rosa de Winter-Levy, in: Schnabel, Anne Frank: Spur eines Kindes, Frankfurt am Main: Fischer Bücherei, 1958, p. 129; Van Nierop en Coster, Westerbork, p. 8.
- ^ Hoewel Hans Ottenstein later zou verklaren dat vrouwen in Westerbork wel werden kortgeknipt, wordt dit door meerdere getuigen expliciet tegengesproken. NIOD Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, 250d, Kampen en gevangenissen buiten Nederland, 731, Ottenstein. Vgl. HCKW, ra 1850, Interview Lies van de Kolk-Cohen door Guido Abuys, 2 november 1999; HCKW, Interviews Henriëtte van Bekkum-Sachs, Sonja Wagenaar-van Dam, Goldstein-van Cleef, en B. de Brave-Schelvis; Edgar Weinberg, in: Moraal, Als ik morgen niet op transport ga, p. 54-57. In petroleum gedrenkte doeken werden vroeger gebruikt bij de bestrijding van hoofdluis.