Work 'on the batteries'
Work 'on the batteries'
type
about
attendee
description
At camp Westerbork, the eight people in hiding had to perform forced labour. Criminal cases, like the eight people from the Secret Annex, had to work in the camp's industrial section and help produce for the German war industry. Sabotage in the process fell under military criminal law because, according to Camp Commander SS-Obersturmführer Albert Konrad Gemmeker (1907-1982), the goods involved were important for the war effort.[1]
The people from the Secret Annex probably worked at the 'batteries', the barracks where batteries were recycled. Jannie Brilleslijper explained how battery scrapping was done:
´We had to chop open the batteries with a chisel and a hammer and then throw the tar in one basket and the carbon rod you took out in the other basket; you had to tap off the metal cap with a metal screwdriver and that went back into the third basket '.[2]
Recycling batteries was dirty and unhealthy work. The prisoners became soot-blackened. After work, they went to the showers accompanied by the Order Department (OD), but most had no soap to wash themselves with.[3] Jannie Brilleslijper recounted:
' Apart from getting incredibly dirty we all got coughs because it secreted a certain substance. The nice thing about working was that you could talk to each other. It was such dead work that you could exchange views there. ´[4]
Jannie Brilleslijper recalled that while working, her sister Rebekka Brilleslijper in particular had a lot of contact with Edith Frank.[4]
Although prisoners who had to do this work received an extra ration of milk daily, many of them tried to switch to a better job. Otto Frank also tried to arrange a better job for his daughter Anne through Rachel Frankfoorder, who worked in 'internal services' and mainly had to scrub and clean toilets. However, Rachel Frankfoorder could do nothing for her because she had no say in the matter, so Anne continued to work at the batteries.[5]
Footnotes
- ^ Bas von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis. Anne Frank en de andere onderduikers in de kampen, Amsterdam: Querido, 2020, p. 73.
- ^ Willy Lindwer, De laatste zeven maanden.Vrouwen in het spoor van Anne Frank, Hilversum: Gooi & Sticht, 1988, p. 69-70.
- ^ Von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis, p. 88.
- a, b Von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis, p.70.
- ^ Von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis, p. 89-90.
In kamp Westerbork moesten de acht onderduikers dwangarbeid verrichten. Vooral strafgevallen, zoals de acht onderduikers, moesten in de industrieafdeling van het kamp werken en meehelpen met produceren voor de Duitse oorlogsindustrie. Sabotage hierbij viel onder het militair strafrecht omdat het volgens Kampcommandant SS-Obersturmführer Albert Konrad Gemmeker (1907-1982) ging om goederen die van belang waren voor de oorlogsvoering.[1]
De onderduikers werkten waarschijnlijk bij de ‘batterijen’, de barak waarin batterijen gerecycled werden. Jannie Brilleslijper legde uit hoe het batterijenslopen in zijn werk ging:
´We moesten de batterijen met een beitel en een hamer openhakken en dan de teer in de ene mand gooien en het koolstaafje dat je eruit haalde in de andere mand; het metalen hoedje moest je er met een metalenschroevendraaier aftikken en dat ging weer in het derde mandje’.[2]
Het recyclen van batterijen was smerig en ongezond werk. De gevangen werden roetzwart. Na het werk gingen ze onder begeleiding van de Ordedienst (OD) naar de douches, maar de meesten hadden geen zeep om zich mee te wassen.[3] Jannie Brilleslijper vertelde:
'Behalve dat je er ontzettend smerig van werd raakten we allen aan het hoesten omdat het een bepaalde stof afscheidt. Het prettige van het werken was dat je met elkaar kon praten. Het was zulk doods werk, dat je daar van gedachten kon wisselen.´[4]
Jannie Brilleslijper herinnerde zich dat tijdens het werk vooral haar zus Rebekka Brilleslijper veel contact had met Edith Frank.[4]
Hoewel gevangenen die dit werk moesten doen dagelijks een extra rantsoen melk kregen, probeerden velen van hen het te verruilen voor een beter baantje. Ook Otto Frank probeerde voor zijn dochter Anne een beter baantje te regelen via Rachel Frankfoorder die bij de ´binnendienst´ werkte en voornamelijk moest schrobben en wc´s moest schoonmaken. Rachel Frankfoorder kon echter niets voor haar betekenen omdat ze er niets over te zeggen had en dus bleef Anne bij de batterijen werken.[5]
Footnotes
- ^ Bas von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis. Anne Frank en de andere onderduikers in de kampen, Amsterdam: Querido, 2020, p. 73.
- ^ Willy Lindwer, De laatste zeven maanden.Vrouwen in het spoor van Anne Frank, Hilversum: Gooi & Sticht, 1988, p. 69-70.
- ^ Von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis, p. 88.
- a, b Von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis, p.70.
- ^ Von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis, p. 89-90.