Caraco of jak van bedrukt katoen met elementen uit volksdracht en streekdracht. De lange mouwen zijn modieus voor de jaren 1820-1830. Ook het ceintuurband is modieus, met een vulkoord langs de bovenrand. Aan de onderste rand is geen vulkoord gezet, anders zou de schortband niet passen. De schoot is aan de achterzijde geplooid, de plooien zijn vastgezet. Boven de plooien zijn drie knopen gezet, waarop het schort kon rusten. Aan de achterzijde zit een haak om de rok op zijn plaats te houden. De voering heeft twee kleuren. Het jak of caraco is niet vermaakt.