Lijfje

Zwart japonlijfje van gefigureerde zijde, voor gesloten met drukkers en extra haken en ogen op het voeringlijfje van zwart satinet. De lage uitsnijding voor is opgevuld met een plastron met hoge boord. Het boordje heeft bovenaan kanten ruches en wordt achter gesloten met 3 haken en ogen. Plastron en boordje zijn overtroken met zwarte genopte tule. Het lijfje is aan de voorzijde gegarneerd met 3 fluwelen bandjes en met 3 rechthoekige koperen gespjes. De over de schouders geplooide shawlkraag van tule, afgezet met een fluwelen bandje en kantgalon, reikt aan de voor- en achterkant in punt in de taille. De lange, smaller toelopende mouwen zijn tot over de elleboog overtrokken met genopte zwarte tule en ingerimpelde tegen de binnennaden met onderaan 2 entre-deux van kantgalon tussen fluwelen bandjes, waarboven 3 kanten ruches en fluwelen strikjes. Het lijfje is onderaan afgewerkt met een geplooide zijden ceintuur en wordt voor gesloten door 3 haakjes en ogen. De sluiting over elkaar is in de mode tussen 1902 en 1907. Aan de binnenkant rond de taille wordt de coupe extra aangegeven door 4 korte baleintjes met oranje zijden vastgehecht. De naturelkleurige tailleband sluiting wordt voor gesloten met 2 haken en ogen. Een paar sousbras van kantgalon onder de oksels. Het lijfje wordt over de rok gedragen en door 2 grote haken in de rug bevestigd op de rok. Aan de afwerking en de haken is te zien dat het lijfje over de rok werd gedragen. Een bijpassende rok bevindt zich niet in de collectie. Dit lijfje werd door een oudere dame gedragen.

Lijfje

Zwart japonlijfje van gefigureerde zijde, voor gesloten met drukkers en extra haken en ogen op het voeringlijfje van zwart satinet. De lage uitsnijding voor is opgevuld met een plastron met hoge boord. Het boordje heeft bovenaan kanten ruches en wordt achter gesloten met 3 haken en ogen. Plastron en boordje zijn overtroken met zwarte genopte tule. Het lijfje is aan de voorzijde gegarneerd met 3 fluwelen bandjes en met 3 rechthoekige koperen gespjes. De over de schouders geplooide shawlkraag van tule, afgezet met een fluwelen bandje en kantgalon, reikt aan de voor- en achterkant in punt in de taille. De lange, smaller toelopende mouwen zijn tot over de elleboog overtrokken met genopte zwarte tule en ingerimpelde tegen de binnennaden met onderaan 2 entre-deux van kantgalon tussen fluwelen bandjes, waarboven 3 kanten ruches en fluwelen strikjes. Het lijfje is onderaan afgewerkt met een geplooide zijden ceintuur en wordt voor gesloten door 3 haakjes en ogen. De sluiting over elkaar is in de mode tussen 1902 en 1907. Aan de binnenkant rond de taille wordt de coupe extra aangegeven door 4 korte baleintjes met oranje zijden vastgehecht. De naturelkleurige tailleband sluiting wordt voor gesloten met 2 haken en ogen. Een paar sousbras van kantgalon onder de oksels. Het lijfje wordt over de rok gedragen en door 2 grote haken in de rug bevestigd op de rok. Aan de afwerking en de haken is te zien dat het lijfje over de rok werd gedragen. Een bijpassende rok bevindt zich niet in de collectie. Dit lijfje werd door een oudere dame gedragen.