Verschillende taferelen uit het evangelie van Matteüs waar Christus mensen geneest. De taferelen zijn genummerd op passage. Uiterst links van de prent brengt Christus de dochter van de leider van de synagoge terug tot leven (Matteüs 9:25). In het midden van de prent geneest Christus een vrouw die al acht jaar aan bloedverlies leed (Matteüs 9:20-22). Ook drijft hij duivels uit de lichamen van twee bezeten mannen. De losgelaten demonen jagen vervolgens een kudde varkens het water in (Matteüs 8:28-34). Op de achtergrond geneest Christus twee blinden (Matteüs 9:27-30) en stuurt Johannes de Doper vanuit de gevangenis zijn leerlingen naar Christus met de vraag of hij de messias is (Matteüs 11:2-6). Christus antwoordt dat zijn mirakels het bewijs vormen.