Allegorie van het eeuwig leven, in een rocaille omlijsting. In een landschap staat links Apollo met pijl en boog en een lier. Rechts van hem zit een oude man te schrijven. In de achtergrond staat een piramide, daarvoor zit een oude vrouw naast vier gevleugelde putti die een trap opklimmen. In het midden van het landschap de Ouroboros, de slang die in zijn eigen staart bijt. In de ondermarge twee maal een vierregelige Duitse en Latijnse tekst. Uitgeversnummer 26.