Allegorie op de wisselvalligheid en de vergankelijkheid van de levensloop van de mens. Op een liggend rad in een landschap, zijn de vier levensfasen van de mens afgebeeld: een naakt kind met bloemen (kindheid); een jongeman met een valk (jeugd), een man van middelbare leeftijd met een pluisbol (volwassenheid), en een op een stok leunende grijsaard met een nawalmende kaars en een rozenkrans in de hand (ouderdom). Alle figuren hebben vleugels aan de voeten. Op de as van het rad staat de gevleugelde Dood met pijl en zandloper op een wereldbol. Daarboven troont, op een wolk, Christus als rechter bij het Laatste Oordeel. De bijbelteksten in de voorstelling hebben betrekking op de onverwachte komst van de dood en het feit dat de mens hierop bedacht moet zijn. De prozatekst onder de voorstelling verklaart en becommentarieert deze. Prent is gedrukt van twee blokken op twee bladen papier, aan elkaar bevestigd.