Allegorische voorstelling over de kroning van Jozef I, Duits keizer, tot koning van Hongarije in 1687. Op een basement zitten drie mannen, die een medaillon ophouden met het portret van Leopold I, keizer van Duitsland en de vader van Jozef I. Leopold I houdt een scepter en een rijksappel in zijn handen en wordt door Victoria gekroond met een lauwerkrans. Op het andere basement dragen putti het medaillon met het portret van Jozef I. Hij houdt eveneens de scepter en rijksappel in handen en wordt gekroond door Eeuwigheid. In het midden draagt een putto het wapenschild van Hongarije. Links staat Cybele met de muurkroon op haar hoofd en één van haar leeuwen naast zich, terwijl zij de stedenmaagd van Boedapest wijst op Leopold I. Rechts wijst Mercurius met de caduceus op het portret van Jozef I. Op de achtergrond een landschap met een leger en de stad Boedapest.