Buiten op straat zit een groep van vijf Euraziatische vrouwen op de grond. De meest rechtse vrouw zit op een opgevouwen lap. Tussen hen in staan twee ongeklede kinderen. De twee schetsmatig weergegeven vrouwen links op de tekening zijn gekleed in lange wikkelrok (redda) en Portugese bloes (hatte). Tussen hen in staat een aardewerken pot. De drie vrouwen rechts dragen ook een wikkelrok; twee dragen daarboven een Portugese bloes, de meest rechtse vrouw is getekend met een doek om haar schouders. De vast gestoken haarwrong (condé) is bij de twee vrouwen rechts goed te zien. Voor hen op de grond staan twee manden met mango's. Midden op de tekening staat een Europese man op blote voeten, gekleed in een geplooide rok(broek) en een onder de kin dicht gestrikt kort wambuis. Daaronder een hemd met lange mouwen, die bij de pols uit de mouwen van het wambuis steken. Zijn haar is lang en golvend; op zijn hoofd draagt hij een grote hoed. Vanachter houdt zijn rechterhand een stok vast die met de punt op de grond rust. Met zijn linkerhand wijst hij naar de mango's. Blad 115 uit een schetsboek met 117 bladen.