Links loopt een vrouw het beeld uit. Ze draagt een Zuid-Indiaas wikkelkleed (selai of sari) waarvan het uiteinde over haar rechterschouder naar voren valt en haar borsten bedekt. Ze heeft kort kroeshaar, mogelijkerwijs een arbeidster uit Zuid-India. Daarnaast staat een ongekleed kind: een jongen of een meisje, waarschijnlijk Euraziatisch. Het kind heeft kort golvend haar naar achter gekamd en houdt met de rechterhand de naast hem staande vrouw vast. Die vrouw draagt een wikkelrok (redda) met daarboven een wijde Portugese bloes met lange mouwen (hatte). Het omgeklapte 'kraagje' van de niet zichtbare V-hals is duidelijk te zien. Ze draagt een hoofddoek met daarop een draagring. De vrouw rechts is gekleed in een lange wikkelrok (redda) en een wijde Portugese bloes met lange mouwen (hatte). Om het hoofd en om de hals is een doek gewikkeld met bovenop een draagring. Met haar rechterarm houdt ze een rieten mand tegen haar heup. Mogelijk heeft ze een draagriem om haar middel. Blad 104 uit een schetsboek met 117 bladen.