Man smoking a pipe in the company of two other labourers

Buiten, op een oneffen terrein, staat links een man, schuin van voren getekend. Hij gaat gekleed in een korte broek (kalisama). Over zijn schouders hangt een hemd (kamisaya) zonder mouwen; de uiteinden hangen beide aan de zijkant naar beneden. Zijn bovenlijf is verder onbedekt. Op zijn hoofd draagt hij een breedgerande hoed (toppiya) met een lint als hoedenband er omheen gedraaid. Aan zijn kleding te zien is deze man een Toepas, waarschijnlijk afkomstig van Jaffna, en in Colombo te werk gesteld. De staande man in het midden draagt een kuitlang heupkleed (veshti, lungi), vastgestopt in de taille. Mogelijk is de omslagdoek (chadar) ook om het middel gewikkeld. Het bovenlijf is onbedekt. Het hoofd en het haar is bedekt met een strak omwikkelde hoofddoek met loshangende uiteinden. De oorlellen zijn opgerekt. In zijn rechterhand houdt de man een lange goudse pijp, waarvan de steel tot bijna bij zijn mond rijkt. Met een kleine stip rode verf is vuur gesuggereerd in de opening van de pijpenkop. De staande man rechts is gekleed in een knielang heupkleed (veshti, lungi), dubbelgeslagen en vastgestopt in de taille. Het bovenlijf is onbedekt. Om het hoofd met kortgeknipt haar is een kleine doek gevouwen, gestrikt aan de achterkant. Deze beide mannen zijn afkomstig uit Zuid-India en naar Colombo gehaald om aan de wederopbouw te werken. Blad 72 uit een schetsboek met 117 bladen.

Man smoking a pipe in the company of two other labourers

Buiten, op een oneffen terrein, staat links een man, schuin van voren getekend. Hij gaat gekleed in een korte broek (kalisama). Over zijn schouders hangt een hemd (kamisaya) zonder mouwen; de uiteinden hangen beide aan de zijkant naar beneden. Zijn bovenlijf is verder onbedekt. Op zijn hoofd draagt hij een breedgerande hoed (toppiya) met een lint als hoedenband er omheen gedraaid. Aan zijn kleding te zien is deze man een Toepas, waarschijnlijk afkomstig van Jaffna, en in Colombo te werk gesteld. De staande man in het midden draagt een kuitlang heupkleed (veshti, lungi), vastgestopt in de taille. Mogelijk is de omslagdoek (chadar) ook om het middel gewikkeld. Het bovenlijf is onbedekt. Het hoofd en het haar is bedekt met een strak omwikkelde hoofddoek met loshangende uiteinden. De oorlellen zijn opgerekt. In zijn rechterhand houdt de man een lange goudse pijp, waarvan de steel tot bijna bij zijn mond rijkt. Met een kleine stip rode verf is vuur gesuggereerd in de opening van de pijpenkop. De staande man rechts is gekleed in een knielang heupkleed (veshti, lungi), dubbelgeslagen en vastgestopt in de taille. Het bovenlijf is onbedekt. Om het hoofd met kortgeknipt haar is een kleine doek gevouwen, gestrikt aan de achterkant. Deze beide mannen zijn afkomstig uit Zuid-India en naar Colombo gehaald om aan de wederopbouw te werken. Blad 72 uit een schetsboek met 117 bladen.