Op een open terrein, met rechts een tiental kokospalmbomen en op de achtergrond een vage schets van bebouwing staan twee Sri Lankaanse olifanten (Elephas maximus maximus). De olifant links is een mannetje of vrouwtje zonder slagtanden (aliya). Met touwen staat het dier vastgebonden tussen twee bomen: de rechtervoorpoot aan de boom voor hem en de linkerachterpoot aan de boom achter hem. Het is een fase in het proces van temmen. Met de slurf pakt het dier voer op dat voor hem is neergelegd. De tweede olifant, rechts in de tekening, zien we van zijn linkerkant. Dit mannetje met korte slagtanden (atha) is tam. Hij loopt los en speelt een rol bij het 'breken' van de vastgebonden olifant. Ook hij grijpt met zijn slurf naar voedsel op de grond voor hem. Links tussen de bomen en op de achtergrond midden zijn vaag een viertal figuren geschetst die toekijken, waarschijnlijk mannen. Ze dragen een lang heupkleed (veshti, lungi), een bloes of doek om hun bovenlijf. Blad 56 uit een schetsboek met 117 bladen.