Buiten op een hellend terrein zijn twee pijprokende mannen te zien. De man links staat, de man rechts zit gehurkt. Beiden dragen een heupdoek (veshti, lungi) tot over de knie, omgewikkeld en vastgestoken in de taille, Het bovenlijf is onbedekt. Beide mannen hebben hun haar naar achter gekamd en vastgestoken in een knot, en een volle baard en snor. De staande figuur houdt de kop vast van een langstelige goudse pijp waaraan hij trekt met zijn mond. Een wolkje rook kringelt boven zijn vingers omhoog. Ook de gehurkte man trekt aan een goudse pijp, waarvan hij de kop vast houdt met zijn linkerhand. Mogelijk heeft de tekenaar dezelfde man dubbel laten poseren. Gezien de haardracht en gezichtsbeharing zijn het waarschijnlijk Singalese mannen. Blad 48 uit een schetsboek met 117 bladen.