Five women

Een groep van vijf vrouwen van gemengde afkomst – Tamil, Singalees of Euraziatisch, Afrikaans – buiten langs de weg. De meest links staande vrouw is op Zuid-Indiase wijze gekleed in een lang wikkelkleed (selai of sari) waarvan het uiteinde voor het bovenlijf is geslagen en via de linker schouder en de rug is vastgestopt opzij in de taille. Haar hoofd is onbedekt. Het haar hangt in een vlecht op haar rug. Haar oorlellen zijn doorboord. De vrouw naast haar draagt eenzelfde heupkleed, met het uiteinde over haar bovenlicham en linkerschouder naar achteren geslagen. Haar hoofd en haar is bedekt met een opgerolde hoofddoek waarop een ronde waterkruik (kalaya) staat. De derde vrouw staat met haar deels onbedekte rug naar de tekenaar toe. Ook zij is op Zuid-Indiase wijze gekleed in een lang wikkelkleed (selai of sari). Op het hoofd een dik omgevouwen hoofddoek. Deze drie staande vrouwen zijn waarschijnlijk Tamil, werkkrachten afkomstig uit Jaffna of Zuid-India. De in het midden zittende vrouw is Euraziatisch of Singalees. Ze draagt een wikkelrok (redda) waarvan de plooien op Singalese wijze in de taille zijn vastgestoken. Daarboven een wijde Portugese bloes met V-hals en lange mouwen (hatte). Het voor die bloes typerende 'kraagje' op de rug is ook getekend. Haar lange haar is naar achter gekamd in een wrong (condé). Op haar hoofd ligt een draagring. Naast haar op de grond staat een ronde waterkruik (kalaya). De vrouw rechts draagt een lange wikkelrok (redda) op Singalese wijze, en een wijde Portugese bloes (hatte) met lange mouwen en 'kraagje' in de nek. Haar gezicht heeft Afrikaanse trekken. Het korte kroeshaar is onbedekt. Blad 47 uit een schetsboek met 117 bladen.

Five women

Een groep van vijf vrouwen van gemengde afkomst – Tamil, Singalees of Euraziatisch, Afrikaans – buiten langs de weg. De meest links staande vrouw is op Zuid-Indiase wijze gekleed in een lang wikkelkleed (selai of sari) waarvan het uiteinde voor het bovenlijf is geslagen en via de linker schouder en de rug is vastgestopt opzij in de taille. Haar hoofd is onbedekt. Het haar hangt in een vlecht op haar rug. Haar oorlellen zijn doorboord. De vrouw naast haar draagt eenzelfde heupkleed, met het uiteinde over haar bovenlicham en linkerschouder naar achteren geslagen. Haar hoofd en haar is bedekt met een opgerolde hoofddoek waarop een ronde waterkruik (kalaya) staat. De derde vrouw staat met haar deels onbedekte rug naar de tekenaar toe. Ook zij is op Zuid-Indiase wijze gekleed in een lang wikkelkleed (selai of sari). Op het hoofd een dik omgevouwen hoofddoek. Deze drie staande vrouwen zijn waarschijnlijk Tamil, werkkrachten afkomstig uit Jaffna of Zuid-India. De in het midden zittende vrouw is Euraziatisch of Singalees. Ze draagt een wikkelrok (redda) waarvan de plooien op Singalese wijze in de taille zijn vastgestoken. Daarboven een wijde Portugese bloes met V-hals en lange mouwen (hatte). Het voor die bloes typerende 'kraagje' op de rug is ook getekend. Haar lange haar is naar achter gekamd in een wrong (condé). Op haar hoofd ligt een draagring. Naast haar op de grond staat een ronde waterkruik (kalaya). De vrouw rechts draagt een lange wikkelrok (redda) op Singalese wijze, en een wijde Portugese bloes (hatte) met lange mouwen en 'kraagje' in de nek. Haar gezicht heeft Afrikaanse trekken. Het korte kroeshaar is onbedekt. Blad 47 uit een schetsboek met 117 bladen.