Two women and a man

Buiten op een oneffen terrein zitten twee vrouwen uit te rusten; de man ernaast staat waarschijnlijk met ze te praten. De vrouw links draagt een Zuid-Indiaas wikkelkleed (selai of sari), het uiteinde waarvan over haar schouder naar achter is geslagen en haar bovenlijf bedekt. Onder de opgerolde hoofddoek is links haar vastgestoken haarwrong (condé) te zien; achter haar op de grond ligt een met textiel omwonden draagring en daarnaast staat een waterkruik (kalaya). De vrouw in het midden draagt een Portugese bloes met V-hals en lange mouwen (hatte). Het haar is in een knot gebonden (condé); ze houdt iets in haar opgehouden rechterhand: mogelijk een tandenstoker (dath katuwa). De man rechts draagt een hoog opgetrokken knielang heupkleed (veshti, lungi). De man en de vrouw links zijn mogelijk afkomstig van Jaffna, en in Colombo werkend. De vrouw in het midden is Singalees of Euraziatisch. Blad 44 uit een schetsboek met 117 bladen.

Two women and a man

Buiten op een oneffen terrein zitten twee vrouwen uit te rusten; de man ernaast staat waarschijnlijk met ze te praten. De vrouw links draagt een Zuid-Indiaas wikkelkleed (selai of sari), het uiteinde waarvan over haar schouder naar achter is geslagen en haar bovenlijf bedekt. Onder de opgerolde hoofddoek is links haar vastgestoken haarwrong (condé) te zien; achter haar op de grond ligt een met textiel omwonden draagring en daarnaast staat een waterkruik (kalaya). De vrouw in het midden draagt een Portugese bloes met V-hals en lange mouwen (hatte). Het haar is in een knot gebonden (condé); ze houdt iets in haar opgehouden rechterhand: mogelijk een tandenstoker (dath katuwa). De man rechts draagt een hoog opgetrokken knielang heupkleed (veshti, lungi). De man en de vrouw links zijn mogelijk afkomstig van Jaffna, en in Colombo werkend. De vrouw in het midden is Singalees of Euraziatisch. Blad 44 uit een schetsboek met 117 bladen.