In een ruimte met strakke witte wanden zit links een Euraziatische vrouw op een houten leunstoel. Ze draagt een lange wikkelrok (redda) van stof met bloemetjes of bolletjes-motief, die in de taille op Singalese wijze is vastgestoken een wijde Portugese bloes met lange mouwen (hatte). Het haar met een scheiding in het midden is strak naar achter gekamd in een wrong (condé). Ze draagt Portugese muiltjes aan haar voeten. De stoel is een eenvoudig Portugees model met geweven rieten of rotan zitting en rug. Het lijkt een schommelstoel te zijn. Links op de armleuning van de stoel ligt een mogelijk tinnen, ronde schaal met hoge rand. Er liggen twee betelbladeren en een arekanoot in. Rechts ligt een meisje te slapen op de grond met haar hoofd op een kussen. Ze is gekleed in wikkelrok en bloes. Ze heeft dik golvend haar. Blad 19 uit een schetsboek met 117 bladen.