Four labourers

Buiten op de grond twee zittende en twee staande mannen. De man meest links ligt met zijn linkerbeen gestrekt vooruit; met de rechter- en linkerhand houdt hij het opgetrokken rechterbeen vast. De man schuin achter hem zit met opgetrokken knie. Hij draait zijn hoofd over zijn schouder en kijkt ook naar de tekenaar. De man in het midden staat met zijn armen op de rug gevouwen en met zijn ogen gericht op de tekenaar. Deze drie mannen dragen eenzelfde heupkleed (veshti, lungi) tot op de knieën, dubbelgeslagen en in de taille vastgestopt. De man achteraan lijkt een oud hemd (kamisaya) met afgescheurde mouwen te dragen. Zijn haar is kort geschoren. De mannen links en midden dragen allebei om hun schouders een doek die met koorden voor de borst is vastgeknoopt. Zij hebben kort kroeshaar en baardgroei. De man in het midden heeft een paar armbanden om zijn linkerbovenarm. De meest rechtse figuur draagt zijn heupkleed knielang en tussen de benen doorgetrokken (als dhoti). Een tweede doek (chadar) heeft hij om het middel gewikkeld, samen met een touw. Zijn haar is kort en golvend. Deze vier mannen zijn van afkomst Euraziatisch, Tamil of Afrikaans, en zijn waarschijnlijk uit Zuid-India of Jaffna naar Colombo gehaald om te werken aan de wederopbouw. Blad 15 uit een schetsboek met 117 bladen.

Four labourers

Buiten op de grond twee zittende en twee staande mannen. De man meest links ligt met zijn linkerbeen gestrekt vooruit; met de rechter- en linkerhand houdt hij het opgetrokken rechterbeen vast. De man schuin achter hem zit met opgetrokken knie. Hij draait zijn hoofd over zijn schouder en kijkt ook naar de tekenaar. De man in het midden staat met zijn armen op de rug gevouwen en met zijn ogen gericht op de tekenaar. Deze drie mannen dragen eenzelfde heupkleed (veshti, lungi) tot op de knieën, dubbelgeslagen en in de taille vastgestopt. De man achteraan lijkt een oud hemd (kamisaya) met afgescheurde mouwen te dragen. Zijn haar is kort geschoren. De mannen links en midden dragen allebei om hun schouders een doek die met koorden voor de borst is vastgeknoopt. Zij hebben kort kroeshaar en baardgroei. De man in het midden heeft een paar armbanden om zijn linkerbovenarm. De meest rechtse figuur draagt zijn heupkleed knielang en tussen de benen doorgetrokken (als dhoti). Een tweede doek (chadar) heeft hij om het middel gewikkeld, samen met een touw. Zijn haar is kort en golvend. Deze vier mannen zijn van afkomst Euraziatisch, Tamil of Afrikaans, en zijn waarschijnlijk uit Zuid-India of Jaffna naar Colombo gehaald om te werken aan de wederopbouw. Blad 15 uit een schetsboek met 117 bladen.