Japon felblauwe zijdendamast, bestaande uit een manteau of overjapon (a), een rok (b) en een tablier of voorschoot (c). Alle gevoerd met gestreepte linnen tijk. Model: (A) driebaans, afgewerkt met een onversierde plooi langs de opening. Vierkante hals. Kwartrond beeindigende voorpandjes met haak- en oogsluiting. Halve mouw met glad elleboogstuk (manche à sabot). Rugpand met dubbele vastgehechte plooi en in de taille zeer spits uitgehold, waartegen aaneengesloten plooien. (B) recht en vierbaans, aan tailleband gezet met aaneengesloten losvallende plooien terzijde van gladde middenstroken. Diepe zijsplitten. (C) een hele baan en twee kwartbaantjes. Terzijde zeven platgelegde plooien. Voering: linnen met fijn donkerblauw en wit streepje; aangebracht over het geheel van alle onderdelen. Stofpatroon: gigantische symmetrische ananasbloem aan golvende takken met twee afbuigende pioenrozen en grote akanthusbladeren. Het patroon in keperbinding, fond in satijnbinding.