Allegorie op de Hoop

In het midden staat een gevleugelde vrouwengestalte, lauwerkrans op het hoofd, op een anker. Ze zaait tarwe en wijst op de hemel. Voor haar een man die met zijn spade een gat graaft tussen de distels om zijn aardse schatten (vaatwerk en geldstukken) in te verbergen. Achter haar een vrouw die het koren maait. Op de voorgrond twee naakte kinderen. Op de achtergrond de berouwvolle koning David, geknield in gebed in een houten schuur. Linksboven Christus op een regenboog in de wolken, aanbeden door Maria en Johannes. Rechtsboven een engel met doodshoofd in de hand in de wolken. Met onderschrift van 4 kolommen in elk 4 regels Latijn en 4 regels Nederlands.

Allegorie op de Hoop

In het midden staat een gevleugelde vrouwengestalte, lauwerkrans op het hoofd, op een anker. Ze zaait tarwe en wijst op de hemel. Voor haar een man die met zijn spade een gat graaft tussen de distels om zijn aardse schatten (vaatwerk en geldstukken) in te verbergen. Achter haar een vrouw die het koren maait. Op de voorgrond twee naakte kinderen. Op de achtergrond de berouwvolle koning David, geknield in gebed in een houten schuur. Linksboven Christus op een regenboog in de wolken, aanbeden door Maria en Johannes. Rechtsboven een engel met doodshoofd in de hand in de wolken. Met onderschrift van 4 kolommen in elk 4 regels Latijn en 4 regels Nederlands.