De val en de redding van de mensheid

Allegorie op de ijdelheid van de mens. Een naakte vrouw (Vanitas) ligt op een hemelbed, ze wordt bekeken door Onkuisheid (Impudicitia), een sater die het laken van haar aftrekt en een schietlood bij haar schaamstreek laat pendelen. Onder haar voeten liggen attributen van wetenschap en krijgskunst. Onder haar kussen liggen aardse rijkdommen die van het bed vallen en door een gat in de vloer verdwijnen. Geheel links staat een man, de Wereldse Mens (Mundanus Homo), die aan de verleidelijke naakte vrouwen in het vertrek is blootgesteld. Naast hem de Vergankelijke Wellust (Peritura Voluptas) en Kortstondige Vreugde (Brevis Laetitia). Geheel rechts de Lichamelijke Lust (Caro), ze houdt een touw in de hand dat is vastgebonden aan een valluik waar de man op staat. De voorstelling wordt verduidelijkt in de Nederlandse, Franse en Duitse onderschriften in de marge.

De val en de redding van de mensheid

Allegorie op de ijdelheid van de mens. Een naakte vrouw (Vanitas) ligt op een hemelbed, ze wordt bekeken door Onkuisheid (Impudicitia), een sater die het laken van haar aftrekt en een schietlood bij haar schaamstreek laat pendelen. Onder haar voeten liggen attributen van wetenschap en krijgskunst. Onder haar kussen liggen aardse rijkdommen die van het bed vallen en door een gat in de vloer verdwijnen. Geheel links staat een man, de Wereldse Mens (Mundanus Homo), die aan de verleidelijke naakte vrouwen in het vertrek is blootgesteld. Naast hem de Vergankelijke Wellust (Peritura Voluptas) en Kortstondige Vreugde (Brevis Laetitia). Geheel rechts de Lichamelijke Lust (Caro), ze houdt een touw in de hand dat is vastgebonden aan een valluik waar de man op staat. De voorstelling wordt verduidelijkt in de Nederlandse, Franse en Duitse onderschriften in de marge.