De écru-kleurige doek versierd met een brede rand met een decor van verspringende, stijl oplopende rechtzijdige driehoeken; afwisselend A: een relatief brede driehoek met een dessin van een boom waarvan de takken en het gebladerte zijn opgebouwd uit cirkelvormen en een stam, in de boomkruin een cypresmotief en links en rechts onder de takken maskerachtige motieven, alles in roze, bruin, beige en zwart en B: twee lange gerekte driehoeken in tegenovergestelde richting geplaatst met een dessin van cirkelvormen in zeegroen en zwart. In de vier hoeken van de rand een ruitvorm met een dessin van cirkels en getande vormen binnen een geschulpte rand waaruit bladeren steken, alles in roze, bruin, beige en zwart. De doek is aan vier zijden afgezet met lange, naturelkleurige franje die afhangt van een netwerk dat aan de doek is vastgeknoopt. Het metalen frame is omwonden door witte bandkatoen