Deel van een koppel. De slotplaat is gegraveerd met onder meer een gelauwerd hoofd van een jonge man in een ovaal en de signatuur van de maker. De overgang tussen het achterste gedeelte van de loop, de kulas, en de rest is aangegeven met ringen; op de kulas bevinden zich twee verdikkingen en een diepe vizierkeep over de gehele lengte; de vizierkorrel is van geelkoper; links van het achtervizier gestempeld met het wapen van Utrecht en onderop niet met het gekroond hart van 155-A, maar met het wapen van Utrecht. De kolf is gesneden met onder meer lofwerk. Het vergulde, geelkoperen beslag met nageciseleerde reliëfversiering bestaat onder andere uit twee achthoekige laadstokkokers, een trekkerbeugel met randen van bladeren, een symmetrische schroefplaat van ajour bewerkte bladerranken met drakenkoppen aan de uiteinden aan weerszijden van een masker, een sierduimplaat omlijst door randen en lofwerk met een masker onderaan, en een kolfkap aan weerskanten gegraveerd met acanthusbladeren in een driehoek en onderop een masker op een achthoekige basis; de laadstok is voorzien van een vergulde, geelkoperen kap.