Hemelbed, vervaardigd van hout en bordpapier, opgetuigd met gordijnen van zijde en hoekversierselen van zijde en veren. Het bed bestaat uit vier roodgelakte ronde hoekstijlen, waartussen een frame van geel gelakt bordpapier, versierd met lichtgele banden en zwarte stippen met verhoogd hoofd- en voeteneinde met een hekwerk met spijlen en puntige versieringen en een hemelbekroning met dezelfde afhangende versieringen. Het hekwerk is aan de binnenzijde felroze gekleurd, de matrasbak, hemel van binnen, en poten zijn paars gekleurd. De vlakke hemel bestaat uit een iets overstekende vierkante plaat van bordpapier, bedekt met aan de buitenkant lichtblauw papier met gouden ornamenten (beschilderd of bedrukt?). op de hemel staan vier hoekornamenten, vervaardigd van veelkleurig uitgepluiste floszijde (lichtblauw, roze en wit) en rechtopstaande veren, samengebonden door een metaaldraad rond een gedraaide houten kern, geplakt op de hemel. Onder de hemel is een rondom doorlopende val gespannen van gestreepte zijde met ingeweven geometrische en florale motieven in de kleuren wit, lichtblauw, bruin en zachtroze, aan de achterkant afgezet met een passement van zilverdraad. Onder de val hangen aan primitieve draden, of zijn vastgespeld, zes gordijnen van dezelfde gestreepte zijde, twee lange aan iedere lange zijde, twee kortere aan het hoofdeinde en aan het voeteneinde, de gordijnen zijn als de val aan drie kanten afgezet met passement van zilverdraad, twee gordijnen aan een lange zijde zijn afgezet met een iets ingewikkelder goud- of zilverdraad kant.