Four women and a man

Buiten op een oneffen grond is een groep mensen getekend. Helemaal links op een helling zit een vrouw gehurkt, met de ogen gesloten. Ze draagt een Portugese bloes met V-hals en lange mouwen (hatte), een lange wikkelrok (redda) en om het hoofd een opgerolde doek. De vrouw naast haar staat wat naar achter, haar voeten gaan schuil achter de helling. Ook zij draagt een wikkelrok vastgestoken in de taille, een Portugese bloes en een opgerolde hoofddoek die afhangt op haar schouders. Op haar hoofd staat een waterkruik (kalaya). Tussen hen in een schetsmatige aanzet van een vrouw van achteren gezien. Aan de rechterkant staat een man met zijn armen gevouwen voor de buik. Hij draagt een wijd heupkleed (veshti, lungi), op een Zuid-Indiase manier omgebonden (als dhoti) en in de taille omgerold; om zijn schouders hangt een tweede lange doek (chadar). De rechts vóór hem hurkende vrouw draagt een Portugese bloes (hatte), een lange wikkelrok (redda) en om het hoofd een opgerolde doek. Naast haar op de grond staat een aarden waterkruik (kalaya). Blad 46 uit een schetsboek met 117 bladen.

Four women and a man

Buiten op een oneffen grond is een groep mensen getekend. Helemaal links op een helling zit een vrouw gehurkt, met de ogen gesloten. Ze draagt een Portugese bloes met V-hals en lange mouwen (hatte), een lange wikkelrok (redda) en om het hoofd een opgerolde doek. De vrouw naast haar staat wat naar achter, haar voeten gaan schuil achter de helling. Ook zij draagt een wikkelrok vastgestoken in de taille, een Portugese bloes en een opgerolde hoofddoek die afhangt op haar schouders. Op haar hoofd staat een waterkruik (kalaya). Tussen hen in een schetsmatige aanzet van een vrouw van achteren gezien. Aan de rechterkant staat een man met zijn armen gevouwen voor de buik. Hij draagt een wijd heupkleed (veshti, lungi), op een Zuid-Indiase manier omgebonden (als dhoti) en in de taille omgerold; om zijn schouders hangt een tweede lange doek (chadar). De rechts vóór hem hurkende vrouw draagt een Portugese bloes (hatte), een lange wikkelrok (redda) en om het hoofd een opgerolde doek. Naast haar op de grond staat een aarden waterkruik (kalaya). Blad 46 uit een schetsboek met 117 bladen.