Two Sinhalese soldiers and a labourer

Op een oneffen terrein buiten staan drie mannen te poseren. De linker man draagt een knielang heupkleed (veshti, lungi), rommelig vastgebonden in het middel met een tailleband; een openhangend kort jasje met knopen en lange mouwen (hettaya) en daaronder een Portugees hemd (kamisaya) met wijde halsopening. Op zijn linkerzij hangt een kort stootwapen in een schede herkenbaar als een Javaanse of Maleise dolk (kris); de Nederlanders hebben dit soort wapens kennelijk ook aan leden van hun huurtroepen op Ceylon verstrekt. Op het hoofd draagt hij een hoge muts met ingekeepte omgeslagen rand. De man in het midden draagt alleen een op Singalese wijze omgewikkeld heupkleed (veshti, lungi). Het bovenlijf is onbedekt. Op zijn linkerzij draagt ook hij een kris. Deze beide mannen zijn Singalese huursoldaten (lascarijnen), nu in dienst van de Nederlanders. Ze behoren tot de kaste der Goviya. De man rechts draagt een heupkleed (veshti, lungi) tot ver over de knieën, en een tweede doek (chadar) omslachtig rond zijn middel gewikkeld. Het bovenlijf is onbedekt. Het hoofd is omwikkeld met een doek, losse uiteinden hangen tot zijn rechterschouder. Hij draagt sandalen. Waarschijnlijk is het een christen afkomstig uit Zuid-India of Jaffna. Blad 71 uit een schetsboek met 117 bladen.

Two Sinhalese soldiers and a labourer

Op een oneffen terrein buiten staan drie mannen te poseren. De linker man draagt een knielang heupkleed (veshti, lungi), rommelig vastgebonden in het middel met een tailleband; een openhangend kort jasje met knopen en lange mouwen (hettaya) en daaronder een Portugees hemd (kamisaya) met wijde halsopening. Op zijn linkerzij hangt een kort stootwapen in een schede herkenbaar als een Javaanse of Maleise dolk (kris); de Nederlanders hebben dit soort wapens kennelijk ook aan leden van hun huurtroepen op Ceylon verstrekt. Op het hoofd draagt hij een hoge muts met ingekeepte omgeslagen rand. De man in het midden draagt alleen een op Singalese wijze omgewikkeld heupkleed (veshti, lungi). Het bovenlijf is onbedekt. Op zijn linkerzij draagt ook hij een kris. Deze beide mannen zijn Singalese huursoldaten (lascarijnen), nu in dienst van de Nederlanders. Ze behoren tot de kaste der Goviya. De man rechts draagt een heupkleed (veshti, lungi) tot ver over de knieën, en een tweede doek (chadar) omslachtig rond zijn middel gewikkeld. Het bovenlijf is onbedekt. Het hoofd is omwikkeld met een doek, losse uiteinden hangen tot zijn rechterschouder. Hij draagt sandalen. Waarschijnlijk is het een christen afkomstig uit Zuid-India of Jaffna. Blad 71 uit een schetsboek met 117 bladen.