Doek met patroon van een cypres

Doek met patroon van een cypres. In het middenveld is op een rood fond met een zich herhalend kasmierpatroon en in de bovenhoeken een Mirab-boog met bloemen op een blauw fond, een lancetvormige bladvorm in een in hoofdzaak blauwe vaas geplaatst die op zijn beurt op een uit schubben opgebouwd heuveltje staat. De bladvorm in geel met een decor van omhoogrijzende bloemranken, waarin vogels, met in het centrum een tweede oprijzend lancetvormig blad (een "cypres") in rood. Aan weerzijden van het heuveltje een tijger; daarboven, de vaas flankerend, een pauw. Aan de bovenzijde van het middenveld loopt een rand waarin zeven kleine rode Mirab-bogen met daarin bloemen en planten op een wit fond. Daaraan aansluitend, langs het grootste gedeelte van het middenveld, een rand waarin een vaas staat waarin een lancetvormig blad is geplaatst, waaruit twee gestapelde, dubbele ojiefvormen en een lancetvormig blad omhoogrijzen, op een wit fond. Een tweede rand - langs de bovenzijde en doorlopend langs de zijden - heeft een dessin van aaneengeschakelde, schuingeplaatste kasjmierpatronen op een wit fond. Een dergelijke rand loopt over de volle breedte van het doek. Een derde rand loopt langs drie zijden van het gordijn, met daarin een patroon van welvende takken met grote bloemen op een wit fond. Aan de bovenzijde een rand, opgebouwd uit twee smalle randen met een patroon van aaneengeschakelde dubbele ojiefvormen en kasjmiermotieven. Alle bredere randen op het doek worden afgewisseld door smalle randen met een klein golvend moteif. De band die de voering "omlijst" heeft een patroon van strepen in verschillende kleuren. De voering van het gordijn heeft een kleinschalig ruitpatroon waarvan de ruiten zijn opgebouwd uit peulvormen die bijeenkomen in cirkels met een bloem; het fond is lila met een klein patroon van ranken. De bovenzijde van het doek is voorzien van tien ijzeren ringen die bevestigd zijn aan een brede geweven band die aan de achterzijde is bevestigd. Aan de achterzijde, en als smal bandje aan de voorzijde, loopt een vijf centimeter brede band, die is dwars genomen. De sits bestaat uit twee aan elkaar genaaide stukken katoen. Over de volle breedte loopt in het midden een naad. Het bedrukken en beschilderen van de stof heeft na het aan elkaar naaien van de twee stukken stof plaatsgevonden.

Doek met patroon van een cypres

Doek met patroon van een cypres. In het middenveld is op een rood fond met een zich herhalend kasmierpatroon en in de bovenhoeken een Mirab-boog met bloemen op een blauw fond, een lancetvormige bladvorm in een in hoofdzaak blauwe vaas geplaatst die op zijn beurt op een uit schubben opgebouwd heuveltje staat. De bladvorm in geel met een decor van omhoogrijzende bloemranken, waarin vogels, met in het centrum een tweede oprijzend lancetvormig blad (een "cypres") in rood. Aan weerzijden van het heuveltje een tijger; daarboven, de vaas flankerend, een pauw. Aan de bovenzijde van het middenveld loopt een rand waarin zeven kleine rode Mirab-bogen met daarin bloemen en planten op een wit fond. Daaraan aansluitend, langs het grootste gedeelte van het middenveld, een rand waarin een vaas staat waarin een lancetvormig blad is geplaatst, waaruit twee gestapelde, dubbele ojiefvormen en een lancetvormig blad omhoogrijzen, op een wit fond. Een tweede rand - langs de bovenzijde en doorlopend langs de zijden - heeft een dessin van aaneengeschakelde, schuingeplaatste kasjmierpatronen op een wit fond. Een dergelijke rand loopt over de volle breedte van het doek. Een derde rand loopt langs drie zijden van het gordijn, met daarin een patroon van welvende takken met grote bloemen op een wit fond. Aan de bovenzijde een rand, opgebouwd uit twee smalle randen met een patroon van aaneengeschakelde dubbele ojiefvormen en kasjmiermotieven. Alle bredere randen op het doek worden afgewisseld door smalle randen met een klein golvend moteif. De band die de voering "omlijst" heeft een patroon van strepen in verschillende kleuren. De voering van het gordijn heeft een kleinschalig ruitpatroon waarvan de ruiten zijn opgebouwd uit peulvormen die bijeenkomen in cirkels met een bloem; het fond is lila met een klein patroon van ranken. De bovenzijde van het doek is voorzien van tien ijzeren ringen die bevestigd zijn aan een brede geweven band die aan de achterzijde is bevestigd. Aan de achterzijde, en als smal bandje aan de voorzijde, loopt een vijf centimeter brede band, die is dwars genomen. De sits bestaat uit twee aan elkaar genaaide stukken katoen. Over de volle breedte loopt in het midden een naad. Het bedrukken en beschilderen van de stof heeft na het aan elkaar naaien van de twee stukken stof plaatsgevonden.