Parkeergarages Bijlmermeer

Aan de Bijlmerdreef in Amsterdam liggen de parkeergarages Geinwijk en Hakfort. De garages zijn ontworpen in de jaren zeventig door H.J. de Krimpe. Doordat er in de jaren zestig ontstellend veel woningzoekenden waren in Amsterdam besloot de gemeente tot de bouw van de nieuwbouwwijk Bijlmermeer. De stedebouwkundigen G.A. Nassuth, De Groot en A. de Gier maakten van de Bijlmermeer een experiment, dat er op de tekentafel perfect uitzag, maar dat later leidem tot een zorgenkind. Zij gingen uit van een 'functionele stad', waarin wonen, werken, recreatie en verkeer van elkaar werden gescheiden. Hoogbouw in een zeshoek werd het meest gebouwde woningtype. Het verkeer werd over de verschillende niveau's verspreid. Voetgangers en fietsers verplaatsten zich op de begane grond, de autowegen met parkeerplaatsen lagen halfhoog en de metro bevond zich op het hoogste niveau. Voor de auto's werd een netwerk van wegen bedacht om de Bijlmermeer aan te laten sluiten op andere wijken in Amsterdam. Buurtontsluitingswegen waren niet nodig, omdat mensen hun auto in de parkeergarage achterlieten om de wijk verder te betreden. Tijdens de bouw raakte het geld echter op en zat men met straten op halfhoog niveau die niet aansloten op de parkeergarages. Niet ingeplande viaducten en aanaardingen moesten de verbindingen toch tot stand brengen. Bovendien bleken de toegangen van de garages te laag voor vrachtauto's om te laden en te lossen. Dat de Bijlmermeer een slechte start had in 1968 is duidelijk, dat het nog slechter zou worden bleek later. De bewoners gebruikten namelijk de auto en dus de parkeergarages weinig. Een goed openbaar vervoer, de slechte sociale controle, de opstoppingen op de autowegen en het vandalisme kunnen daar de oorzaak van zijn. Al een aantal jaren probeert de gemeente Amsterdam deze problemen te verhelpen. Garages zijn gerenoveerd, parkeren mag nu ook elders in de wijk en snelverkeer wordt gecombineerd met langzaam verkeer om de sociale controle te vergroten. Daarmee lost men echter de symptomen en niet de basis van de problemen op.

Parkeergarages Bijlmermeer

Aan de Bijlmerdreef in Amsterdam liggen de parkeergarages Geinwijk en Hakfort. De garages zijn ontworpen in de jaren zeventig door H.J. de Krimpe. Doordat er in de jaren zestig ontstellend veel woningzoekenden waren in Amsterdam besloot de gemeente tot de bouw van de nieuwbouwwijk Bijlmermeer. De stedebouwkundigen G.A. Nassuth, De Groot en A. de Gier maakten van de Bijlmermeer een experiment, dat er op de tekentafel perfect uitzag, maar dat later leidem tot een zorgenkind. Zij gingen uit van een 'functionele stad', waarin wonen, werken, recreatie en verkeer van elkaar werden gescheiden. Hoogbouw in een zeshoek werd het meest gebouwde woningtype. Het verkeer werd over de verschillende niveau's verspreid. Voetgangers en fietsers verplaatsten zich op de begane grond, de autowegen met parkeerplaatsen lagen halfhoog en de metro bevond zich op het hoogste niveau. Voor de auto's werd een netwerk van wegen bedacht om de Bijlmermeer aan te laten sluiten op andere wijken in Amsterdam. Buurtontsluitingswegen waren niet nodig, omdat mensen hun auto in de parkeergarage achterlieten om de wijk verder te betreden. Tijdens de bouw raakte het geld echter op en zat men met straten op halfhoog niveau die niet aansloten op de parkeergarages. Niet ingeplande viaducten en aanaardingen moesten de verbindingen toch tot stand brengen. Bovendien bleken de toegangen van de garages te laag voor vrachtauto's om te laden en te lossen. Dat de Bijlmermeer een slechte start had in 1968 is duidelijk, dat het nog slechter zou worden bleek later. De bewoners gebruikten namelijk de auto en dus de parkeergarages weinig. Een goed openbaar vervoer, de slechte sociale controle, de opstoppingen op de autowegen en het vandalisme kunnen daar de oorzaak van zijn. Al een aantal jaren probeert de gemeente Amsterdam deze problemen te verhelpen. Garages zijn gerenoveerd, parkeren mag nu ook elders in de wijk en snelverkeer wordt gecombineerd met langzaam verkeer om de sociale controle te vergroten. Daarmee lost men echter de symptomen en niet de basis van de problemen op.