Stoel van coromandelhout rustend op vier poten. De voor- en achterpoten zijn met elkaar verbonden door middel van tussenregels, die in het midden met elkaar verbonden zijn door een paneel. De achterpoten lopen over in de rugstijlen die bekroond worden door apenkoppen. De rugleuning is aan de onderzijde open en aan de bovenzijde gesloten. Het gesloten deel bestaat uit een paneel dat in het midden bovenaan uitsteekt in een halfronde vorm met aan weerszijden opengewerkte panelen die de halfronde vorm verbinden met de rugstijlen. De halfronde vorm is langs de binnenrand belijmd met amboinawortelhout. Zowel de rugleuning als de zitting zijn bekleed met gebatikt perkament in rood, wit en zwart geruite motieven binnen een witte rand. De achterzijde van de rugbekleding vertoont in de vier hoeken de letter H, vermoedelijk de eerste letter van de naam van de oorspronkelijke bezitter.