Verkiezingsstrijd '81

De Ondernemingsraad van de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij (NSM) bezocht op 16 februari 1981 het Ministerie van Economische Zaken in Den Haag. De leden van de Ondernemingsraad wachtten in kamer 117 op VVD-minister Van Aardenne van Economische Zaken. De derde man van rechts is Coen Veltman, de secretaris van de Ondernemingsraad. De minister wilde dat de scheepswerf zich ging specialiseren in de bouw van middelgrote schepen en de onderdelen daarvan. Zou de NSM daar niet mee akkoord gaan, dan moest de werf volgens Van Aardenne gesloten worden. Vanaf eind 1980 kampte de NSM met grote financiële problemen en dreigde de scheepswerf te moeten sluiten. De leden van de Ondernemingsraad wilden de minister voor de rechter slepen indien hij besloot de werf te sluiten, omdat de regering volgens hen de overeenkomst van september 1978 niet mocht schenden, waarin was vastgelegd dat de NSM de kans zou krijgen zich tot een zelfstandige werf voor scheepsnieuwbouw en sectiebouw te ontwikkelen. De RSV, het moederbedrijf van de NSM, zou garant staan voor 250 duizend manuren werk aan scheepsonderdelen bij de NSM. In de praktijk was daar weinig van terecht gekomen. Van Aardenne was aanvankelijk niet van plan meer dan de reeds aangeboden 10 miljoen gulden beschikbaar te stellen. Zijn houding veranderde in april 1981, mede dankzij politieke druk van Tweede Kamerleden. Hij bood de scheepswerf nog eens drie miljoen gulden aan. Bovendien werd met alle betrokkenen een plan opgezet om de NSM open te houden. Ondanks alle steun werd de NSM na enkele jaren, in mei 1984, toch failliet verklaard.

Verkiezingsstrijd '81

De Ondernemingsraad van de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij (NSM) bezocht op 16 februari 1981 het Ministerie van Economische Zaken in Den Haag. De leden van de Ondernemingsraad wachtten in kamer 117 op VVD-minister Van Aardenne van Economische Zaken. De derde man van rechts is Coen Veltman, de secretaris van de Ondernemingsraad. De minister wilde dat de scheepswerf zich ging specialiseren in de bouw van middelgrote schepen en de onderdelen daarvan. Zou de NSM daar niet mee akkoord gaan, dan moest de werf volgens Van Aardenne gesloten worden. Vanaf eind 1980 kampte de NSM met grote financiële problemen en dreigde de scheepswerf te moeten sluiten. De leden van de Ondernemingsraad wilden de minister voor de rechter slepen indien hij besloot de werf te sluiten, omdat de regering volgens hen de overeenkomst van september 1978 niet mocht schenden, waarin was vastgelegd dat de NSM de kans zou krijgen zich tot een zelfstandige werf voor scheepsnieuwbouw en sectiebouw te ontwikkelen. De RSV, het moederbedrijf van de NSM, zou garant staan voor 250 duizend manuren werk aan scheepsonderdelen bij de NSM. In de praktijk was daar weinig van terecht gekomen. Van Aardenne was aanvankelijk niet van plan meer dan de reeds aangeboden 10 miljoen gulden beschikbaar te stellen. Zijn houding veranderde in april 1981, mede dankzij politieke druk van Tweede Kamerleden. Hij bood de scheepswerf nog eens drie miljoen gulden aan. Bovendien werd met alle betrokkenen een plan opgezet om de NSM open te houden. Ondanks alle steun werd de NSM na enkele jaren, in mei 1984, toch failliet verklaard.