Op 24 februari 1981 werd in de Tweede Kamer gedebatteerd over het verlenen van financiële steun aan de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij (NSM). Vijfendertig procent van de aandelen van de scheepswerf was in handen van de Nederlandse staat. Het bedrijf, dat scheepsonderdelen vervaardigde, kon zonder financiële steun van de overheid niet overleven. VVD-minister Van Aardenne van Economische Zaken was van mening dat het verlenen van extra steun niet rechtvaardig zou zijn ten opzichte van andere noodlijdende bedrijven elders in het land. De Tweede Kamer wilde echter de overheidssteun aan NSM voorlopig voortzetten. Op de foto is de publieke tribune tijdens het Kamerdebat te zien. Op de tweede rij: leden van het gemeentebestuur van Amsterdam. Van links naar rechts: J. Schaefer (PvdA-wethouder van Stadsvernieuwing), W. Polak (PvdA-burgemeester), E. Heerma (CDA-wethouder van Economische Zaken) en de heer Wolffensperger (D66-wethouder van o.a. Gemeentebedrijven en Juridische Zaken). Naast hen zaten burgemeesters van omringende gemeenten. Op de derde rij zaten Ondernemingsraadsleden van de NSM. Uiteindelijk besloot minister Van Aardenne in april 1981 om 13 miljoen gulden voor de NSM beschikbaar te stellen en werd met de gemeente Amsterdam, de provincie Noord-Holland, de directie en de Ondernemingsraad van de NSM, de vakbonden en hoofdaannemer van scheepsorders: RSV een plan opgesteld om de scheepswerf open te houden. Dit kon echter niet voorkomen dat, nadat de RSV in 1983 failliet was gegaan, de NSM in 1984 werd gesloten.