Protest vrouwen NSM werknemers

De vrouwen van werknemers van de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij (NSM) waren op 7 april 1981 met bussen naar Den Haag gegaan om een openbare vergadering van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken in de Schepel-zaal op het Binnenhof bij te wonen. Zij wilden VVD-minister Van Aardenne een petitie aanbieden, maar kregen daar geen gelegenheid voor. De minister vertrok direct na de vergadering en het spandoek van de dames moest weer worden ingerold. De voorzitter van de Kamercommissie mevrouw M. Epema-Brugman (PvdA) nam de petitie in ontvangst. De vrouwen waren teleurgesteld omdat nog steeds niet duidelijk was wat met de NSM ging gebeuren. Minister Van Aardenne verhoogde uiteindelijk de toegezegde 10 miljoen steun aan de scheepswerf met 3 miljoen. De betrokken partijen bereikten overeenstemming over een plan om NSM weer op de rails te krijgen. De regering stelde 13 miljoen, Amsterdam 6 miljoen en de provincie Noord-Holland 1 miljoen gulden beschikbaar. Het personeel zou afzien van een afvloeiingsregeling indien de scheepswerf het niet zou redden. In 1981 en 1982 leek de NSM weer op te krabbelen, maar vanaf 1983 raakte het bedrijf weer in de problemen omdat het opdrachten onder de kostprijs moest aannemen en te weinig orders kreeg om zich staande te houden. De overheid was echter niet meer bereid financiële steun te verlenen. Begin april werd het ontslag van de 400 personeelsleden aangevraagd en werd met de 'mottenballenconstructie' de werf bedrijfsgereed gehouden. Een onderhoudsploeg van enkele tientallen werknemers bleef in dienst voor onder andere de timmerfabriek en het onderhoud. Na ongeveer 2 jaar moest dan blijken of de werf levensvatbaar was. De NSM werd echter op dinsdag 29 mei 1984 definitief failliet verklaard.

Protest vrouwen NSM werknemers

De vrouwen van werknemers van de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij (NSM) waren op 7 april 1981 met bussen naar Den Haag gegaan om een openbare vergadering van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken in de Schepel-zaal op het Binnenhof bij te wonen. Zij wilden VVD-minister Van Aardenne een petitie aanbieden, maar kregen daar geen gelegenheid voor. De minister vertrok direct na de vergadering en het spandoek van de dames moest weer worden ingerold. De voorzitter van de Kamercommissie mevrouw M. Epema-Brugman (PvdA) nam de petitie in ontvangst. De vrouwen waren teleurgesteld omdat nog steeds niet duidelijk was wat met de NSM ging gebeuren. Minister Van Aardenne verhoogde uiteindelijk de toegezegde 10 miljoen steun aan de scheepswerf met 3 miljoen. De betrokken partijen bereikten overeenstemming over een plan om NSM weer op de rails te krijgen. De regering stelde 13 miljoen, Amsterdam 6 miljoen en de provincie Noord-Holland 1 miljoen gulden beschikbaar. Het personeel zou afzien van een afvloeiingsregeling indien de scheepswerf het niet zou redden. In 1981 en 1982 leek de NSM weer op te krabbelen, maar vanaf 1983 raakte het bedrijf weer in de problemen omdat het opdrachten onder de kostprijs moest aannemen en te weinig orders kreeg om zich staande te houden. De overheid was echter niet meer bereid financiële steun te verlenen. Begin april werd het ontslag van de 400 personeelsleden aangevraagd en werd met de 'mottenballenconstructie' de werf bedrijfsgereed gehouden. Een onderhoudsploeg van enkele tientallen werknemers bleef in dienst voor onder andere de timmerfabriek en het onderhoud. Na ongeveer 2 jaar moest dan blijken of de werf levensvatbaar was. De NSM werd echter op dinsdag 29 mei 1984 definitief failliet verklaard.