Ford-protest op Malieveld

Werknemers van Ford demonstreerden op 23 februari 1981 op het Malieveld in Den Haag tegen de sluiting van het bedrijf in Amsterdam. De actie werd op de dag van het Tweede Kamerdebat over werkgelegenheid gehouden. Vrouwen van Ford-medewerkers liepen met spandoeken: 'Ford-Europa het zal je niet lukken onze gezinnen kaal te plukken. Door het slechte Ford beleid raken onze mannen hun banen kwijt'. In januari presenteerde de directie van Ford Amsterdam, dat een vestiging was van het Amerikaanse autoconcern Ford, een rapport waaruit bleek dat het bedrijf na grote verliezen in 1979 en 1980, voor 1981 een verlies van 60 miljoen verwachtte. Het sluiten van de fabriek leek de enige mogelijkheid en ongeveer 1650 mensen dreigden hun baan te verliezen. De ondernemingsraad kwam eind maart met een eigen rapport, waarin de conclusies van de directie werden aangevochten. Op 27 april en 25 juni 1981 bezetten werknemers de Ford-fabriek nadat de directie had aangekondigd het bedrijf in september wegens te grote verliezen te sluiten. VVD-minister Van Aardenne van Economische Zaken was niet van plan de met sluiting bedreigde fabriek financieel te steunen en de directie van Ford hield vast aan haar besluit. Niet alleen Ford zat in de problemen, ook andere bedrijven zoals papierfabriek Van Gelder en scheepsbouwmaatschappij NSM hadden met financiële problemen en ontslagen te kampen. Tijdens de verkiezingsperiode bezochten verschillende politici de noodlijdende bedrijven.

Ford-protest op Malieveld

Werknemers van Ford demonstreerden op 23 februari 1981 op het Malieveld in Den Haag tegen de sluiting van het bedrijf in Amsterdam. De actie werd op de dag van het Tweede Kamerdebat over werkgelegenheid gehouden. Vrouwen van Ford-medewerkers liepen met spandoeken: 'Ford-Europa het zal je niet lukken onze gezinnen kaal te plukken. Door het slechte Ford beleid raken onze mannen hun banen kwijt'. In januari presenteerde de directie van Ford Amsterdam, dat een vestiging was van het Amerikaanse autoconcern Ford, een rapport waaruit bleek dat het bedrijf na grote verliezen in 1979 en 1980, voor 1981 een verlies van 60 miljoen verwachtte. Het sluiten van de fabriek leek de enige mogelijkheid en ongeveer 1650 mensen dreigden hun baan te verliezen. De ondernemingsraad kwam eind maart met een eigen rapport, waarin de conclusies van de directie werden aangevochten. Op 27 april en 25 juni 1981 bezetten werknemers de Ford-fabriek nadat de directie had aangekondigd het bedrijf in september wegens te grote verliezen te sluiten. VVD-minister Van Aardenne van Economische Zaken was niet van plan de met sluiting bedreigde fabriek financieel te steunen en de directie van Ford hield vast aan haar besluit. Niet alleen Ford zat in de problemen, ook andere bedrijven zoals papierfabriek Van Gelder en scheepsbouwmaatschappij NSM hadden met financiële problemen en ontslagen te kampen. Tijdens de verkiezingsperiode bezochten verschillende politici de noodlijdende bedrijven.