De val en de redding van de mensheid

Allegorie op de ondergang van de mens. De Wereldse Mens (Mundanus Homo) valt met tafel en al door het geopende luik in de vloer. De duivel (Diabolus) houdt zijn netten gereed om hem te vangen. Een naakte vrouw, de Zonde (Peccatum), trekt de Wereldse Mens aan zijn jas, zodat ze hem met haar pijl kan doorboren. In het midden richt de Dood (Mors) zijn pijl op de vallende man. Hij wordt tegengehouden door de Goddelijke Genade (Gratia). Boven haar hoofd de duif van de Heilige Geest. Geheel rechts vechten Arrogantie (Arrogantia), de man met helm, schild en opgeheven zwaard, Eerzucht (Ambitio) en Geweld (Violentia). Ze strijden om de aardse rijkdommen die van het bed van Vanitas door het gat in de vloer zijn gevallen. De voorstelling wordt verduidelijkt in de Nederlandse, Franse en Duitse onderschriften in de marge.

De val en de redding van de mensheid

Allegorie op de ondergang van de mens. De Wereldse Mens (Mundanus Homo) valt met tafel en al door het geopende luik in de vloer. De duivel (Diabolus) houdt zijn netten gereed om hem te vangen. Een naakte vrouw, de Zonde (Peccatum), trekt de Wereldse Mens aan zijn jas, zodat ze hem met haar pijl kan doorboren. In het midden richt de Dood (Mors) zijn pijl op de vallende man. Hij wordt tegengehouden door de Goddelijke Genade (Gratia). Boven haar hoofd de duif van de Heilige Geest. Geheel rechts vechten Arrogantie (Arrogantia), de man met helm, schild en opgeheven zwaard, Eerzucht (Ambitio) en Geweld (Violentia). Ze strijden om de aardse rijkdommen die van het bed van Vanitas door het gat in de vloer zijn gevallen. De voorstelling wordt verduidelijkt in de Nederlandse, Franse en Duitse onderschriften in de marge.