Piëta

Maria beweent het lichaam van de gestorven Christus, dat in haar armen op het graf zit. Ze is vergezeld door twee treurende engelen, die met een fakkel in de hand aan weerszijden van haar staan. Boven hen het tetragram als symbool van God de Vader. De voorstelling is gevat in de architecturale omlijsting van een aedicula. In het kader onderaan een vierregelig onderschrift in het Latijn.

Piëta

Maria beweent het lichaam van de gestorven Christus, dat in haar armen op het graf zit. Ze is vergezeld door twee treurende engelen, die met een fakkel in de hand aan weerszijden van haar staan. Boven hen het tetragram als symbool van God de Vader. De voorstelling is gevat in de architecturale omlijsting van een aedicula. In het kader onderaan een vierregelig onderschrift in het Latijn.