Allegorische voorstelling met in het midden een gemaskerde monnik met een dubbel kruis en een brandende fakkel in de handen. Hij heeft zijn arm om een boom geslagen. Om deze figuur heen heeft een groep geestelijken zich verzameld bij een gat in de grond, waar rook uit opstijgt. Op de voorgrond liggen zakken met geld, vruchten en kruizen. Een andere monnik knielt bij het gat en wijst een vrouw op een dolk. Op de achtergrond wordt een stad belegerd en in brand gestoken.