Ziekenstoel; de stoel zelf een knopstoel met armleuningen vervaardigd van hardhout met gladde gedraaide stijlen en dwarsregels, voorpoten en achterstijlen eindigend in fijn gedraaide knoppen; schuin naar achteren gestelde rug met vier platte dwarssporten; vlakke armleuningen eindigend in verdikking, rustend op balustervormige stut. Zitting van gevlochten biezen, bovenop gedraaid, onder recht verwerkt. Zitting, rug, armleuningen en voorzijde geheel bedekt met een gecapitonneerd kussendek van gewaterde (moiré) rode zijde, afgezet met passement met kwasten van gele en rode zijde; het dek (met uitzondering van de lap van de voorzijde) is gevuld met verenschachten en doorgepit met aan voorzijde gele, aan achterzijde rode geknoopte uitgerafelde koordjes; het kussendek is aan de stoel vastgezet met gele dunne gestrikte bandjes om de poten, zitting en knoppen.